Ga naar de inhoud

Vereenvoudigde weergave van Hoofdstuk 1 Het Woord in geding

Door ir. Frans Pansier

Vooraf

Het boek Het Woord in geding (Kerngroep Bezinning GKv; 1e druk 2022; 2e druk 2023) bestaat uit drie delen.

In het eerste deel kijken de schrijvers naar de manier waarop de synode met de Bijbel is omgegaan. Is die wel goed? Of zitten daar haken en ogen aan? Dat doen ze door eerst na te denken over hoe je met de Bijbeluitleg om moet gaan en dan te beoordelen of dat bij de synode ook goed gegaan is.
Daarna wordt in deel twee gekeken naar de manier waarop er met de belijdenis omgegaan wordt. Kunnen we er nog wel zeker van zijn dat de belijdenis nog steeds het gezag heeft dat zij eerder in de kerk had?
Het derde deel van het boek gaat na hoe de nieuwe kerkorde voor de NGK in elkaar zit. Kun je met die kerkorde (KO) er nog wel van op aan dat de kerken samen helemaal gereformeerd blijven?

Hierna vind je een verkorte en vereenvoudigde versie van hoofdstuk 1 uit het boek. Ik heb geprobeerd om dit belangrijke hoofdstuk over de uitleg van de Bijbel zo begrijpelijk mogelijk op te schrijven.
Ds. Henk Room, die de schrijver is van hoofdstuk 1 in het boek, heeft de inhoud van deze vereenvoudigde versie gecheckt, maar de verantwoordelijkheid hiervoor blijft bij mij als de maker van deze samenvatting.

Tot slot: het gaat in het boek Het Woord in geding over de situatie in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv). Intussen zijn die kerken per 1 mei 2023 overgegaan in de nieuwe Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK). Maar de vraagpunten over de omgang met de Bijbel en de belijdenis en de inhoud van de kerkorde zijn niet veranderd en blijven ook na 1 mei 2023 onveranderd actueel.

Frans Pansier

——————————————————————————————————————————————————————————————————————————————-

Hoofdstuk 1. Geen eigenmachtige uitleg!
Auteur : ds. Henk Room

1. Inleiding

De Synode van Goes 2020 (hierna afgekort als: GS) besloot dat er in de kerken ruimte mag zijn:
“voor de overtuiging en de praktijk dat mannen en vrouwen op gelijke wijze geroepen kunnen worden tot alle taken, ook tot de dienst in de ambten”.

Dat wil dus zeggen: op geen enkele manier hoeven we volgens de GS in de kerk nog verschil te maken tussen mannen en vrouwen. Alles wat mannen mogen, mogen vrouwen ook. Dus mogen ze ook diaken, ouderling en predikant worden. Tot voor kort was dat niet zo. Dat kwam omdat er gezegd werd: op veel plekken in de Bijbel zijn vrouwen gelijk aan de mannen, maar er zijn ook teksten waar er wel verschil wordt gemaakt. Vooral als het gaat over verantwoordelijkheden. Die beide lijnen moet je naast elkaar laten staan.

Maar de GS kijkt daar anders tegenaan. De GS zei met zoveel woorden:
“dat er goede redenen zijn om niet te spreken van twee lijnen in de Schrift (gelijkwaardigheid maar ook verschil in verantwoordelijkheid tussen mannen en vrouwen) maar van één lijn van gelijkwaardigheid, beschadigd door zonde en vloek maar hersteld in Christus.”

Dat komt hierop neer: we hebben tot nu toe eigenlijk altijd gedacht dat er in de kerk verschil is in verantwoordelijkheden. En daarom mogen vrouwen geen ouderling of dominee worden. Want dat is de verantwoordelijkheid van mannen. Maar dat klopt niet volgens de GS. De gedachte dat er verschil is, komt doordat er na de zondeval heel veel fout is gegaan (de vloek). Maar Christus heeft die vloek gedragen en de verhoudingen hersteld. Daarom geldt dat verschil tussen mannen en vrouwen nu niet meer.

Tot die conclusie was de GS Meppel 2017 ook al gekomen. Daar kwamen nogal wat bezwaren tegen. De GS Goes moest dit daarom beoordelen en vond dat de manier waarop GS Meppel tot haar conclusie kwam wel beter kon. En ook moest. De GS Goes stelde een commissie in, die die betere argumentatie moest gaan geven. Die synodecommissie schreef daarvoor een rapport met als naam Elkaar van harte dienen (voortaan afgekort als: EVHD).

Dit rapport gaat best wel uitgebreid in op wat de Bijbel zegt. Maar de hamvraag is: lezen ze de Bijbel wel goed? Klopt de manier van Bijbeluitleg wel? Want juist op dit punt kan er gemakkelijk nogal wat fout gaan.

2. Hoe lezen we de Bijbel?

Het is natuurlijk niet voor het eerst dat er nagedacht wordt over deze vraag. En Bijbelteksten zijn ook wel verschillend uitgelegd. De verschillen waren meestal klein, maar details waren soms anders. Om te zien of een bepaalde uitleg goed kon zijn werd er altijd op twee punten gelet:

1.       Is de uitleg gebaseerd op alléén de Schrift? Dat wil zeggen: spelen er geen argumenten een rol die niet in de Bijbel zelf terug te vinden zijn? Wordt er niet onbewust iets in een tekst gelezen wat eigenlijk de mening van de lezer is, en niet wat er staat? Theologen noemen dat in het Latijn: sola scriptura. Dat betekent: alléén de Schrift.

2.       Klopt de uitleg wel met wat er verder in de Bijbel staat? Want het kan niet zo zijn dat de ene tekst iets heel anders zegt dan wat er in andere teksten staat. Dan zou de Bijbel zichzelf tegenspreken. En kun je niet meer zeggen dat de Bijbel duidelijk is. Of in ieder geval duidelijk genoeg om te weten wat Gods bedoeling is. Dit noemen de theologen: tota scriptura. Dat betekent: héél de Schrift.

Deze twee punten moeten we dus gebruiken bij de vraag: klopt het wat de GS zegt?
Maar hoe weet je nu of je uitleg past bij die twee punten? Ook daarover is in de kerk in het verleden al veel nagedacht. Om een rijtje leesregels te geven:

a.       We moeten de Bijbel nemen zoals die is, d.w.z. we moeten gehoorzaam lezen. Want de Bijbel is door God gegeven.

b.       Het kan zijn dat niet alles meteen duidelijk is. Dat ligt niet aan de Bijbel, maar aan ons.

c.       God openbaart Zich aan ons. Dat doet Hij in de Bijbel. Om die te begrijpen hebben we de Heilige Geest nodig. En geloof.

d.      De Bijbel is een eenheid. Daarom moet je teksten met elkaar vergelijken. Dan wordt wat in de ene tekst niet meteen duidelijk is, wel duidelijk door een andere tekst.

e.       Er is een Oud Testament en een Nieuw Testament. Maar die staan niet los van elkaar.

f.       Het Nieuwe Testament is niet te begrijpen los van het Oude. En omgekeerd. Maar Jezus en de apostelen leren ons hoe we het Oude Testament moeten lezen. Daarom is het Nieuwe Testament van invloed op hoe je het Oude Testament moet lezen.

g.       Je begint met de tekst zelf te lezen. Dan houd je rekening met het soort tekst. Een Psalm lees je anders dan een geschiedenis. Het maakt ook uit over welke tijd het gaat. En daarna ga je na hoe het past in de hele Bijbel.

h.       Niemand is in staat om de Bijbel helemaal te begrijpen. Daarom lezen we de Bijbel met elkaar. Daaruit zijn de belijdenisgeschriften ontstaan. Die zijn dus belangrijk ook bij het lezen van de Bijbel.

i.        De tijd en cultuur waarin de Bijbeltekst geschreven is moet je goed in de gaten houden. Want de Bijbelschrijvers schreven op de manier die past bij hun tijd. Maar dat betekent niet dat de bedoeling van die tekst daarbij blijft: God heeft de hele Bijbel ook voor ons geschreven. Je mag de Bijbel niet ‘opsluiten’ in de tijd waarin die geschreven is. In de manier waarop het opgeschreven is herken je de cultuur. Maar de betekenis van wat de Bijbel zegt, gaat boven die tijd uit en is ook nu nog geldig. En feiten blijven wel feiten. Voorbeeld: Genesis 1-3 beschrijft de geschiedenis van Adam en Eva in het paradijs aan het begin van onze geschiedenis. Dat zijn feiten. De schrijver van de Bijbel gaat uit van gebeurtenissen, niet van zijn eigen cultuur.

j.        Bij het uitleggen moet je zo nauwkeurig mogelijk recht doen aan de Bijbel. Dat geldt voor alles wat er gebeurt bij het proberen de Bijbel te begrijpen. Daar horen wij zelf ook bij. Het kan zomaar gebeuren dat we lezen wat we graag willen lezen. Of dat we denken dat er staat wat wijzelf gewoon zijn gaan vinden. We moeten steeds weer bedenken dat de Bijbel van God komt. Dat betekent dat de boodschap wel eens anders kan zijn dan wat wij passend vinden. Dat mogen we niet proberen weg te poetsen door eigen opvattingen of verzinsels over hoe het geweest zou kunnen zijn.

De vraag is: zijn we het over deze uitgangspunten nog eens? Dat zal moeten blijken als we het rapport EVHD van de synodecommissie beter gaan analyseren.

3. Sleutelteksten

Het zijn vooral vier Bijbelgedeelten die in de uitleg van EVHD de onderbouwing geven voor het besluit van de GS Goes: Gen. 1-3; 1 Tim. 2:8-15; 1 Kor. 11 en Gal. 3:28. Daar moeten we dus naar kijken.

3.1 De eerste sleuteltekst: Genesis 1-3
Het rapport EVHD laat zien dat in Gen. 1 man en vrouw allebei verantwoordelijk zijn. Niet maar voor een stukje, maar voor heel het leven en alles wat daarbij hoort. Ze zijn allebei geschapen naar Gods beeld en hebben allebei de opdracht om de aarde te bevolken en te bewaren. Dat noemen wij de ‘cultuuropdracht’. Bij het uitvoeren van die opdracht vullen man en vrouw elkaar steeds aan.

Maar volgens het rapport betekent dat geen rangorde of zo. Alle nadruk legt het rapport op de eenheid. De samenhang tussen beiden. Het is niet zo dat de man de eerste verantwoordelijkheid draagt. Dat hij het voortouw moet nemen of zo. Nee: eenheid is het sleutelwoord. Het draait allemaal om de eenheid en gelijkheid tussen man en vrouw; beiden kregen dezelfde positie (EVHD blz. 10).

Dat dit later zo niet meer werkte, is gekomen door de zondeval. Daardoor verdween de harmonie en kwam er allerlei ongelijkheid. Dat tot nu toe in de kerk alleen mannen geestelijk leidinggeven, komt ook door die foute ongelijkheid. Dat heeft God niet gewild en moeten we niet voor lief nemen. We moeten er juist naar streven om het ideaal van eenheid en gelijkheid te herstellen. Tot zover het rapport.

Maar: is dit wat we in Gen. 1-3 lezen? Nee, in deze hoofdstukken komen er nogal wat verschillen voor:
1.       God schiep eerst Adam, daarna Eva.
2.       God schiep de mens uit stof van de aarde, en daarna de vrouw uit de rib van de man.
3.       God plaatst Adam in de hof om die te bewerken. Dat moest hij alleen doen: Eva was er toen nog niet.
4.       Adam krijgt het verbod om van de boom van de kennis van goed en kwaad te eten. Ook hier: Eva was er nog niet.
5.       De vrouw wordt geschapen als helper van de man.
6.       De vrouw eet als eerste van de verboden vrucht. Toch roept God Adam hiervoor als eerste ter verantwoording.

Iemand als professor G. Kwakkel heeft aangegeven dat dit alles in ieder geval betekent: er is een verschil in positie en verantwoordelijkheid. Toch houdt EVHD vol dat ‘eenheid’ centraal staat. Het verschil in positie en verantwoordelijkheid is eigenlijk niet van belang. De zes bovengenoemde punten doen er eigenlijk niet toe. Hoe komt het rapport daarbij?

Dat is het gevolg van een belangrijke keuze die de schrijvers maken. Die heeft te maken met de manier waarop je volgens hen met de Bijbel om moet gaan. Ze redeneren kort gezegd zo: Deze geschiedenis van het begin is pas veel later opgeschreven. Toen dit opgeschreven werd, was er intussen een patriarchale cultuur ontstaan. De vrouw was daarin ondergeschikt aan de man. Nu moet je de invloed van die cultuur er als het ware weer uitfilteren. Doe je dat niet, dan kom je uit op ondergeschiktheid. Maar dan heb je de echte bedoeling niet goed begrepen. Haal je die latere cultuurelementen eruit, dan kom je op gelijkheid uit. Gelijkheid zit er wel in, en dat komt doordat de Heilige Geest ervoor gezorgd heeft dat de goede elementen toch terug te vinden zijn.

Klopt deze redenering? Klopt deze methode van aanpak? Wat de commissie in EVHD doet is: op eigen gezag uitmaken wat wel tot de toenmalige cultuur hoort en wat niet. Op eigen gezag, want Gen. 1-3 zelf geeft daar helemaal geen aanleiding toe. Alles wat wijst op ongelijkheid schrijven ze toe aan die cultuur. En leggen dat opzij. En alles wat op gelijkheid wijst, is dat wat God wil zeggen. Maar let op: dat verschil maken zij zelf.

Het is natuurlijk niet zo, dat je in de Bijbel nooit iets terugvindt van de cultuur. Een simpel voorbeeld: de inhoudsmaat ‘metrete’ (Joh. 2:26) hoort niet bij onze cultuur. En soms kun je zien dat iets bij een bepaalde cultuur hoort als je ergens anders in de Bijbel daarover iets vindt. Maar dan heb je altijd iets duidelijks. Zoiets duidelijks vind je in Gen. 2 niet.

Wat de schrijvers van EVHD doen is het volgende. Zij gaan uit van de veronderstelling dat onderscheid tussen mannen en vrouwen fout is. Dat dat onderscheid een gevolg is van onze zondige cultuur. En daarom moet je dat onderscheid ongedaan maken. Hun eigen uitgangspunt gaat bepalen wat je wel en niet overneemt. Zo maken ze een onderscheid dat de Bijbel zelf niet maakt. Maar dan voldoe je niet meer aan de hierboven genoemde leesregels a, i en j. Het is niet meer: alleen de Schrift. Maar het komt neer op: de Bijbel gelezen door onze eigen gekleurde bril. De Bijbel met onze eigen opvattingen over wat volgens ons goed en fout is.

Tussen haakjes: als je deze manier van Bijbellezen overneemt, krijg je problemen. Hoe weet je nu wat een foute invloed is en wat niet? Wat hoort er bij die menselijke cultuur van toen en wat bij de boodschap van God? Als de Bijbel daar zelf geen duidelijkheid over geeft, wordt het lastig. Dan ga je zomaar denken dat je eigen ideeën ook in de Bijbel terug te vinden zijn. En wat er in de Bijbel niet bij past, laat je gewoon weg: want ja, dat was van toen.

Nog een ander probleem: als de Bijbelschrijvers allerlei zaken uit hun eigen cultuur erin stopten, hoe weet je dan dat je zelf niet allerlei zaken uit je eigen cultuur stopt in de uitleg? Val je dan niet in dezelfde valkuil als de bijbelschrijvers?

Terug naar het rapport EVHD, gebruikt de commissie daarin wel héél de Bijbel? Nee, ook dat niet. Paulus gebruikt namelijk in het Nieuwe Testament wat er in Genesis staat om verschil tussen mannen en vrouwen aan te duiden. Dat wordt in EVHD niet meegenomen. Als er in Gen. 2 helemaal niets staat wat op verschil wijst, zou je daarin misschien nog mee kunnen gaan. Maar die aanwijzingen zijn er verder in de Bijbel juist wel. Ze worden alleen genegeerd, ook al wijst Paulus er nadrukkelijk op in bijvoorbeeld Rom. 5:12-21; 1 Kor. 11:3-15 en 1 Tim. 2:13.

Dit past niet in het schema van de commissie, want daarin moet Gen. 2 toch vooral duiden op gelijkheid en niet alleen op gelijkwaardigheid. Want bij gelijkwaardigheid zou er nog wel verschil in verantwoordelijkheid kunnen zijn. Maar bij gelijkheid niet meer. Dus moet het wel worden: gelijkheid.

Dit leidt ook tot gewrongen bijbeluitleg in EVHD op meerdere punten. Een paar voorbeelden:

De volgorde van de schepping van Adam en Eva hoeft op zich niet direct te betekenen dat er een verschil in verantwoordelijkheid is. Dat klopt. Maar het sluit het ook niet uit. Of dat zo is, moet dus uit andere teksten blijken. Op nogal wat plaatsen in het OT wordt dezelfde volgorde genoemd (Gen. 5:2; Lev.12:2-7; 15:33; 27:3-7; Num. 5:3). En Paulus is daar ook duidelijk over (zie de teksten hierboven). Al deze Bijbelgegevens kunnen niet anders betekenen dan dat er in de Bijbel toch een verschil in positie is.

De commissie wil geen consequenties verbinden aan het feit dat Eva “helper” wordt genoemd. Dat zegt volgens hen niets. Maar feit blijft dat je in de Bijbel alleen leest dat Eva help(st)er is. Nooit wordt andersom een man helper van de vrouw genoemd.

Als het over de zondeval gaat, noemt de commissie als enig verschil dat Eva Adam er niet bij betrekt als zij met de slang praat. Maar: het gaat óók over Eva’s eigen en eerste beslissing om te eten. Paulus wijst daarop in 1 Tim. 2:14. De commissie negeert dat.

Anderzijds miskent de commissie in EVHD ook dat God zelf juist Adam als eerste ter verantwoording aanspreekt op het eten van de vrucht. Niet Eva en ook niet beiden tegelijk.

Zo spelen allerlei elementen uit deze hoofdstukken in het rapport EVHD ten onrechte geen rol, terwijl Paulus ze in het Nieuwe Testament juist wel van belang acht.

Samenvattend over Gen. 1-3:
1.       De uitleg van Gen. 1-3 wordt in EVHD niet bepaald door de Bijbel zelf. Maar door veronderstellingen die de commissie zelf bedacht heeft:
a.    Alles wat op verschil wijst, komt door de cultuur van de Bijbelschrijver.
b.    Deze cultuur is patriarchaal. Van na de zondeval. In die cultuur is toen een fout verschil tussen man en vrouw gekomen.
c.    Dat foute onderscheid tussen man en vrouw heeft de Bijbelschrijver in de Bijbel verwerkt. Dat komt niet van de Heilige Geest. Van de Heilige Geest komt alleen wat op gelijkheid wijst.
d.    Daarom is wat op gelijkheid wijst het juiste. Het verschil in verantwoordelijkheid in de Bijbel wordt niet meegenomen.
2.       Hierdoor worden Bijbelgedeelten speculatief en onjuist uitgelegd.
3.       Zo wordt het gezag van de Bijbel aangetast.

3.2 De tweede sleuteltekst: 1 Timotheüs 2:8-15
Na de behandeling van Gen. 1-3 gaat het rapport verder met de vraag hoe Paulus nu in het Nieuwe Testament met Gen. 1-3 omspringt. En dan gaat het allereerst over 1 Tim. 2:8-15. Daar verbiedt Paulus dat vrouwen onderwijzen of gezag hebben over mannen. In elk geval in de gemeentelijke samenkomsten. Hij doet dat door te wijzen op de zondeval. Om het goed te begrijpen zetten we eerst deze tekst op een rijtje:

Vers 11-12: “Een vrouw dient zich gehoorzaam en bescheiden te laten onderwijzen; ik sta haar niet toe dat ze zelf onderwijst of gezag over mannen heeft; ze moet bescheiden zijn.” (NBV 2004)
Vers 13-14: “Want Adam werd al eerste geschapen, pas daarna Eva. En niet Adam werd misleid, maar de vrouw; zij overtrad Gods gebod.”

Hoe gaat EVHD hiermee om? Want je zou toch zeggen: Paulus is duidelijk genoeg. Geen vrouwelijke gezagdragers. En dus geen vrouwelijke ouderlingen of voorgangers. Toch trekt EVHD die conclusie niet. Deze traditionele uitleg is volgens de commissie niet juist. Ze komt tot een andere opvatting. Hoe zit dat dan?

Het rapport erkent dat het erop lijkt dat hier in 1 Tim. 2 toch wel verschil wordt gemaakt. En dan is dus de vraag: is de uitleg van de commissie van Gen. 1-3 misschien toch niet helemaal goed? Geeft Paulus hier aanleiding om die te herzien? Of: betekent 1 Tim. 2 misschien iets anders dan wij altijd hebben gedacht?
Het rapport begint met: uit Gen. 1-3 kun je geen rangorde of verschil aanwijzen. En dus kán Paulus dat ook niet bedoelen als hij Gen. 3 aanhaalt. Wat Paulus schrijft (na elkaar geschapen) kán niet betekenen dat er een verschil in positie is tussen mannen en vrouwen.
Ook wat Paulus in andere teksten schrijft kan dat niet betekenen. Als voorbeeld noemt EVHD Rom. 5. Daar noemt Paulus Adam het hoofd van de hele mensheid. Maar daar kun je niets uit afleiden, want in Gen. 3 wordt Eva de moeder van alle mensen genoemd. Dus is er geen verschil, volgens de commissie.

Klopt dit? Nee. Want dat Eva de moeder van alle mensen is, slaat nu eenmaal op het gegeven dat Eva de eerste moeder is. Dat is haar eigen positie. Voor Adam is dat anders: Adam als hoofd van de mensheid duidt op het verbond tussen God en mensen. De zonde van Adam heeft gevolgen voor alle mensen. Dat is heel wat anders dan de positie van Eva. Dat kun je niet zomaar verwisselen.
Maar afgezien hiervan: de mogelijkheid van een verschil in positie wordt hier bij voorbaat uitgesloten, nog voor het rapport aan een uitleg van 1 Tim. 2 toekomt. Er wordt bij voorbaat bepaald wat er in ieder geval niet uit mág komen.

Maar hoe komt de commissie onder de klem van Paulus’ argumentatie uit? Paulus geeft maar liefst twee argumenten. Je zou zeggen: dat is extra overtuigend. Maar niet volgens EVHD. Dat er twee argumenten zijn, is voor hen juist aanleiding voor een eigen redenering. Adam is als eerste geschapen. Als dat zou betekenen dat er een rangorde is die altijd geldt, dan zou dat toch genoeg geweest zijn? Maar Paulus komt met een tweede argument. Waarom? Volgens EVHD omdat kennelijk het eerste argument niet opgaat. Want anders had hij niet nog een argument aan hoevendragen. Maar nu Paulus dat wel doet, moet het eerste wel iets anders betekenen.

Intussen: een merkwaardige redenering. Alsof er voor een opvatting geen twee argumenten mogelijk zijn. Waarom zou het tweede argument ervoor zorgen dat het eerste niet meer geldt?
Maar uit het feit dat Paulus een tweede argument gebruikt, trekt de commissie in EVHD de conclusie: dus moet het iets anders betekenen dan we altijd gedacht hebben. Niet alleen het eerste argument dat Adam eerst geschapen is vervalt. Maar ook het tweede argument dat Eva eerst verleid is. Hoe zit het dan volgens de commissie?

Wel, er wordt door de commissie aangenomen dat er in Efeze een aparte discussie speelde. Uit Gen. 3 leidden een aantal vrouwen af dat ze een bijzondere positie hebben. Eva was de moeder van alle levenden. En was niet door Adam de zonde in de wereld gekomen? Dus wij, vrouwen, staan op de eerste plaats. En daar zou Paulus dan tegenin gaan: dat Eva de moeder van alle levenden is mogen jullie niet gebruiken om je te verheffen. Want Adam is eerst geschapen. En het tweede argument? De vrouwen zouden zich op grond van 1 Kor. 15:11 (door één mens is de zonde de wereld binnengekomen) beter voelen dan de mannen. Zie maar: Adam draagt daarvan de schuld. En daar gaat Paulus dan tegenin door te zeggen: bedenk wel, Eva was wel de eerste die werd verleid.

Kan dit verhaal kloppen? Het kan zijn dat een tekst iets bekend veronderstelt dat wij niet meer scherp hebben. Maar dan moet er wel een aanwijzing in de tekst zijn dat er iets aan de hand is. Maar daar is geen aanwijzing voor. Nergens wordt een discussie gesuggereerd. De tekst bevat in zichzelf geen onduidelijkheden. Er is geen hapering in de logica. Of wat ook. Kortom: wat EVHD als achtergrond veronderstelt, is een verzonnen verhaal. En of de vrouwen in Efeze de tekst uit 1 Kor. 15 gekend hebben is erg onzeker, daar kun je niet zomaar vanuit gaan.

Niet alleen is dit verhaal van de commissie eigen fantasie, het gaat ook in tegen leesregel f. Het Nieuwe Testament moet bepalen hoe je het Oude Testament leest. Maar hier gebeurt het andersom: een bepaalde (onjuiste) uitleg van het Oude Testament bepaalt wat het Nieuwe Testament betekent. Waarom is deze manier van uitleg zo kwalijk?
1.       De Bijbeltekst is niet meer bepalend. Maar een eigen idee. Die bovendien niet past in de manier waarop Paulus zijn betoog opbouwt.
2.       Er wordt geen rekening gehouden met de hele Bijbel. Alleen een bepaalde eigen manier van lezen van Gen. 1-3 is bepalend.
3.       Hiermee wordt het gezag van Gods Woord aangetast. In plaats van dat het de tekst zelf is die we moeten lezen, worden we geacht de fantasie van de uitlegger te volgen.

3.3 De derde sleuteltekst: 1 Korintiërs 11:3-16
Ook uit dit Bijbelgedeelte blijkt een verschil in positie tussen man en vrouw. De man moet bij het bidden en profeteren zijn hoofd niet bedekken, de vrouw juist wel.

Paulus legt dat onderscheid uit: Christus is het hoofd van de man. En de man is het hoofd van de vrouw. En God is weer het hoofd van Christus (vers 3). En hij vervolgt even later: De man mag zijn hoofd niet bedekken omdat hij Gods beeld en luister is. De vrouw is echter de luister van de man. De man is immers niet uit de vrouw voortgekomen, maar de vrouw uit de man, en de man is niet omwille van de vrouw geschapen, maar de vrouw omwille van de man (vers 7-9).

Paulus bedoelt hiermee natuurlijk niet dat de vrouw geen beeld van God zou zijn. Gen. 1: 27 en 28 gaat over beiden, man èn vrouw. Maar daarmee zijn ze nog niet verwisselbaar. De vrouw kan de plek van de man niet innemen. En de man niet die van de vrouw. Paulus verwijst hier uitdrukkelijk naar Gen. 2. De volgorde van schepping is bepalend. Maar in hun verbonden zijn met Christus kunnen de man en de vrouw niet zonder elkaar. Zonder elkaar zijn ze niets (vers 11). Maar dat wist intussen het verschil nog niet uit.

Wat doet de commissie nu met dit verschil? Het rapport EVHD zegt: het gaat bij die hoofdbedekking niet om een principe, maar om een toepassing van een principe. Man en vrouw mogen allebei bidden. Als het maar “netjes” gebeurt. En daar wordt de volgende conclusie uit getrokken: zie je wel, omdat ze allebei mogen bidden, is er geen onderscheid. Ook niet in de eredienst.
Maar is die conclusie terecht? EVHD miskent welk principe hier aan de orde is. Want het principe hier is niet: gelijkheid, maar: bid elk vanuit eigen positie. En dat uit zich dan juist in verschillende hoofdbedekking. De verzen 3 en 7 worden door EVHD niet gebruikt, terwijl daar juist de kern ligt van Paulus’ boodschap.

Het is intussen niet zeker of het hier wel over de eredienst gaat. En als dat al zo zou zijn, dan is nog de gelijkstelling in ambten (taken) van EVHD daar niet zomaar uit af te leiden.
Ook hier wreekt zich weer de fout in EVHD: alleen de eenheid wordt benadrukt. Alle andere zaken worden stelselmatig weggelaten. Maar zo mag je niet uitleggen.

3.4. De vierde sleuteltekst: Galaten 3: 28
Daar schijft Paulus: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus.” Net als in Gen. 1:27 staat er eigenlijk “mannelijk of vrouwelijk.”

Hieruit concludeert de commissie: dus de oorspronkelijke gelijkwaardigheid uit Genesis wordt hier hersteld. Maar: de vraag of er daarbij ook verschil in positie of verantwoordelijkheid blijft, komt niet aan de orde. EVHD suggereert wel dat dit betekent dat er geen enkel verschil overblijft. Zoals bijv. de slaaf Onesimus oudste mocht zijn, zo zou ook de vrouw dat nu mogen. Bij het uitvoeren van taken is er geen enkel verschil meer.

Maar klopt dat? Galaten geeft geen aanleiding om aan te nemen dat de gelijkheid in Christus ook op alle terreinen geldt. Nergens in Galaten blijkt dat Paulus verschillen wegpoetst.  Het zou ook in strijd zijn met wat hij elders zegt. Zoals bijv. in 1 Kor. 11. En in bijv. Kol. 3:18-4:1 geeft hij alle soorten gemeenteleden eigen aanwijzingen mee.

Want waar gaat het in dit hoofdstuk in Galaten over? Het gaat erover dat alle gelovigen op dezelfde manier delen in de erfenis die Christus heeft verdiend. Om bij Hem te horen maakt het allemaal niet uit. Of je je houdt aan het Oude Testament of niet (Jood of |Griek). Of dat je slaaf of vrije bent. En dat je man bent zegt niet dat je daarom ook maar één streepje voor hebt op een vrouw.

Maar het gaat hier in dit Bijbelgedeelte over het heil in Christus. En niet over andere zaken. Dus ook niet of er geen andere verschillen meer zijn in maatschappij of gemeente.

Kortom: de uitleg van Gal. 3:28 in EVHD kent tenminste drie problemen:
1.       Met de rest van het hoofdstuk en de Galatenbrief wordt geen rekening gehouden.
2.       De uitleg wordt beperkt door de horizon van gelijkheid.
3.       Wat Paulus in andere brieven zegt wordt genegeerd.

4. Andere belangrijke zaken.
Het is in EVHD niet altijd even helder waar het rapport nu precies op doelt. Anders gezegd: er worden veel termen door elkaar gebruikt. Tussen woorden als ‘gelijkheid’, ‘gelijkwaardigheid’, ‘eenheid’ wordt vaak geen onderscheid gemaakt. Maar is dat terecht? Een werkgever en een werknemer zijn beide mens en als zodanig gelijk. Maar in de werkomstandigheden is de werkgever toch echt de baas.  Daardoor schakelt EVHD gelijk wat niet gelijk is.
Deze eenzijdige blik heeft gevolgen: de gelijkheid wordt de bril waardoor alles gelezen wordt. Een keurslijf waar alles in geperst wordt. Het staat een eerlijk lezen van de Bijbelgedeelten in de weg. Sommige aspecten verdwijnen. Ook als ze wel belangrijk zijn. Omdat er steeds maar weer gehamerd wordt op de gelijkheid, gaan er dingen mis. Die gelijkheid wordt zonder meer doorgetrokken naar het ambt.

Het is goed om ook te kijken naar Ef. 5:22-33. Daar klinkt de oproep: “aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus” (vers 21). En dat gaat Paulus daarna uitwerken. Hij laat het verschil in gezag gewoon staan. Ouders houden gewoon gezag over hun kinderen. En mannen houden gezag over hun vrouwen, zoals ook Christus gezag heeft over de gemeente.
EVHD maakt daarvan: “Alles wijst erop dat het Paulus hier niet gaat om een volgende gezagsverhouding, maar om een onderlinge nauwe verbondenheid.” EVHD maakt hier van elkaar los wat Paulus nu juist niet doet. Paulus verbindt de onderlinge gezagsverhoudingen aan het erkennen van het gezag van Christus. Juist zo komen de onderlinge verhoudingen tot bloei.

Christus is het hart van de Schrift. Met Zijn komst is er heel wat veranderd. Daar wijst EVHD terecht op. En in het rapport is daar ook bezinning op. Dat is een goede zaak. Maar als de voortgang alleen te vinden is in eenheid en gelijkheid van man en vrouw, dan heeft Gen. 2 geen plek meer. Christus heeft een bruid: de kerk. Hij is het hoofd van de kerk, en dus van Zijn bruid. Daarvan is het huwelijk van man en vrouw een afspiegeling. Maar als in het huwelijk er geen verschil in gezag is, hoe kan het huwelijk dan een afspiegeling zijn van de relatie tussen Christus en Zijn kerk?

De GS Goes heeft met instemming kennisgenomen van het rapport EVHD en vindt dat er “eerbiedig is omgegaan met de Schrift” en dat er sprake is van “verantwoorde Schriftuitleg.” Maar uit het bovenstaande blijkt helaas iets anders.

Volgens de synode mogen er bovendien twee tegengestelde meningen zijn. Je mag ervan overtuigd zijn, dat er geen bezwaar is tegen vrouwen als ouderling of voorganger. Je mag ook de overtuiging hebben dat God dat in de Bijbel verbiedt. Maar het naast elkaar zetten van twee tegengestelde meningen heeft twee grote bezwaren:
1.       De beide meningen gaan terug op twee manieren van uitleg die fundamenteel verschillen. De ene houdt vast aan het gezag van de Bijbel. De andere methode doet daaraan tekort.
2.       Het kan niet allebei waar zijn. Het een sluit het ander uit. Dat kan niet allebei uit de Bijbel komen.

Dat er verschillende meningen zijn komt vaker voor. Dat kan voorkomen in de kerk. Maar als we het niet eens kunnen worden, moeten we bij onszelf te rade gaan. Gods Woord is duidelijk genoeg. Dat belijden we (art. 7 NGB). Dus daar ligt het verschil van mening niet. Dan ligt het dus bij ons. Dan moeten we ervoor openstaan om verder te willen studeren en de eigen uitleggingen kritisch tegen het licht van de Bijbel houden. Helaas is die houding er bij de synode niet.

Tot slot: betekent het gezag van ouderlingen een hiërarchie? Dat zou je op het eerste gezicht kunnen denken. Maar zo zit het toch niet. Ieder in de gemeente heeft gaven ontvangen. Ieder heeft de gemeente iets te bieden. Daarbij is er geen hoger en lager. Maar tegelijk betekent dat nog niet dat alles maar om het even is. Niet iedereen is ambtsdrager. Misschien kun je het zo zeggen: de ambtsdragers geven leiding aan de gemeente. De anderen geven leiding in de gemeente. En die anderen kunnen broeders of zusters zijn.

Wat is dan het bijzondere van het leidinggeven aan de gemeente? Dat leidinggeven aan de gemeente door de oudsten gaat vooral over het bewaken en bewaren van de gemeente bij Gods Woord. Dat de gemeente trouw blijft aan Gods Woord en de leer van de kerk. Het met gezag leren houdt dan in dat er ook consequenties aan verbonden kunnen worden. Tucht zo nodig. Maar dat bewaren en bewaken kan niet zonder dat de gemeente zelf ook actief is. Zo staat het één niet tegenover het ander, maar vult het elkaar aan.

5. Terugblik
Paragrafen 3.1- 3.4 geven aan dat de manier van Bijbeluitleg in EVHD niet juist kan zijn. Toch heeft de GS zich hierachter gesteld. Kan dit eventueel nog teruggedraaid worden? Natuurlijk zou dit (moeten) kunnen, maar het zit er niet in, als je de geschiedenis nagaat.

Op de GS Ede 2014 werd een deputatenrapport ingediend (Mannen en vrouwen in dienst van het Evangelie), waarin de meerderheid van de schrijvers vóór vrouwelijke ouderlingen en voorgangers was. In dat rapport was de manier van Bijbeluitleg al enigszins vergelijkbaar met wat in EVHD gebeurt. Een beetje anders, nl.: je moet geen barrière opwerpen voor het evangelie. Dat gaat dan de uitkomst bepalen. Ook al wijst de tekst ergens anders op. De synode nam dat toen niet over. Maar kort daarna gebeurde er iets opvallends, in verband met de contacten met de NGK. Tot dan toe was het een belemmering dat in de NGK vrouwen in alle ambten toegelaten waren. Maar nu was die belemmering er ineens niet meer: GKv en NGK zouden het eens geworden zijn over de manier van Bijbeluitleg. De bijbelse bezinning over ‘man-vrouw en ambt’ kwam zo onder druk te staan van de drang naar kerkelijke eenheid.

Voor de synode van Meppel 2017 kwam er weer een deputatenrapport (Samen dienen). Ook daarin werd een achtergrond geconstrueerd. Hierin werd benadrukt dat er in de Bijbel een historische ontwikkeling is. Als teksten met elkaar botsen, komt dat omdat ze horen tot verschillende fases in de ontwikkeling van het beeld dat de Bijbel over vrouwen schetst. En dan gelden voor ons uiteraard alleen die teksten die tot de laatste fase behoren. Ook nu nam de synode deze argumentatie niet over. Maar de synode kwam met een eigen onderbouwing waaruit zou blijken dat zusters wel ambtsdrager kunnen worden. De argumentatie: de Heilige Geest zou een ontwikkeling in de Bijbel geven die dat stimuleert.

Op de onderbouwing van de besluiten van Meppel kwam veel kritiek. En de synode van Goes 2020 gaf toe dat de onderbouwing beter moest. Dat heeft geleid tot het hier besproken synoderapport EVHD.

Nog altijd is er dus geen goede onderbouwing voor het toelaten van vrouwen tot alle ambten. Maar waarom dan toch steeds wel die conclusie van openstelling? Het antwoord is dat die openstelling er móest komen, anders zou de fusie met de NGK niet kunnen doorgaan.

Zal het in de toekomst nog beter worden? Dat zit er niet meer in. In de argumentatie in de GKv ging het steeds weer over onbewijsbare aannames rond de inhoud van de diverse Bijbelteksten. Dus de context van toen. In de NGK ging het anders. De argumentatie in de NGK is bepaald door de omgeving waarin de kerk nu verkeert. Dus de context van nu. De redenen die Paulus noemt zijn vandaag niet meer te hanteren. Daarom hoeven wij zijn voorschriften niet meer te volgen.

Het door de synode omarmde rapport EVHD ontkent zelf dat er sprake is van een nieuwe hermeneutiek. Maar de toegepaste methode is uiteindelijk nagenoeg hetzelfde. In zowel de NGK als de GKv lag en ligt het probleem bij de omgang met de Bijbel. Inmiddels zijn beide kerkverbanden opgegaan in de nieuwe NGK. En er is niets wat erop wijst om aan te nemen dat dit nieuwe Schriftverstaan in de nieuwe NGK nog teruggedraaid zal worden.

 6. Samenvatting
1.       Door het uitgangspunt (gelijkheid van man en vrouw) dwingend te hanteren voor de uitleg van de vier kernteksten is het onmogelijk geworden de hele Bijbel (tota scriptura) te laten spreken.

2.       Deze manier van uitleg doet ook geen recht aan wat de teksten zelf zeggen. Met name niet aan Gen. 2 en 1 Tim. 2. Dat doet geen recht aan ‘de Bijbel alleen’ (sola scriptura).

3.       Deze eenzijdigheid werkt ook door bij de manier van uitleg van 1 Kor. 11 en Gal. 3:28.

4.       Zo komt de synode in conflict met haar opdracht: besluiten mogen niet in strijd komen met Gods Woord

5.       Het is onbegrijpelijk dat de GS Goes deze manier van Bijbeluitleg overgenomen heeft.

6.       Deze manier van Bijbeluitleg gaat in tegen het gezag van Gods Woord. Het gaat niet meer eerst over de tekst. Het gaat nu over hoe de Bijbeluitlegger vanuit eigen opvatting de tekst interpreteert.

7.       Deze manier van Bijbellezen is legitiem verklaard. Want de synode heeft uitgesproken dat EVHD een goede onderbouwing geeft.

8.       Bovendien zouden twee tegengestelde opvattingen (het mag wel en het mag niet) in de Bijbel naar voren komen. Maar dat berust op twee manieren van Bijbeluitleg die elkaar uitsluiten.

9.       De fundamentele gelijkwaardigheid èn het verschil in verantwoordelijkheid blijven het doorgaande getuigenis van de Schrift.

10.     De daarvan afwijkende opening naar de hedendaagse Westerse cultuur maakt het heel moeilijk om ook bij andere onderwerpen aan Gods Woord vast te houden.

11.     Elke kerk en kerkenraad die met de besluiten van Goes instemt maakt zich medeverantwoordelijk voor een onverantwoorde omgang met de Bijbel.

12.     De buitenlandse kerken hebben hierom het contact met de GKv verbroken.

13.     Deze besluiten hebben ook in de GKv de eenheid verstoord.

14.     Het is een gemiste kans dat de GS Goes 2020 niet is teruggegaan naar het uitgangspunt van GS Ede 2014. Nodig is nieuwe bezinning op de ambten. De studie van prof. Van Bruggen, Ambten in de apostolische kerk, wacht nog steeds op verwerking.

15.     Het allerbelangrijkste tenslotte is de bezinning over de manier van Bijbeluitleg. Wat er in EVHD staat en door de GS Goes is goedgekeurd, komt uiteindelijk neer op: wat is in onze tijd en omstandigheden als waarheid acceptabel? Maar de waarheid van Gods Woord is daar toch niet van afhankelijk.