Ga naar de inhoud

De gemoedelijke kerk

door drs. Piet Houtman, in: Gereformeerd Kerkblad, 31 maart 2023

We zijn op zoek naar de opgetogen gemeente. De gemeente van christenen zoals Efeziërs 2 ze schildert, die uit de dood door God levend is gemaakt, en daar enthousiast over is. Op die zoektocht komen we ook het type kerk tegen dat ik samenvattend label als ‘gemoedelijk’. Je zou ook ‘soepel’ kunnen zeggen. Die woorden klinken sympathiek; zo’n kerk wekt ook veel sympathie op.

Er zijn veel activiteiten. Natuurlijk in de eerste plaats kerkdiensten. Daar wordt uit de Bijbel gepreekt – mooie, troostrijke, bemoedigende woorden. Ook aan de verdere liturgie, en aan de aankleding van het kerkgebouw, wordt veel zorg besteed. Zowel ouderen als jongeren moeten er zich welkom voelen, en als hun lied- en muziekstijl te veel uiteenloopt kunnen er zelfs aparte diensten worden aangeboden. De kerk moet een huis zijn voor iedereen.

Daarnaast zijn er bijvoorbeeld koffieochtenden voor ouderen en eenzamen. Die zijn open en gastvrij. Er wordt in de omgeving van de kerk reclame voor gemaakt. De kerk wil missionair zijn, ze wil iets van liefde uitstralen in de wijk, ook naar niet-leden. Ze wil er zijn voor alle mensen, niet alleen voor gemeenteleden. Ze wil verbinden; gemeenschap stichten. Maar dan vrijblijvend. Een kerkelijke activiteit moet zo laagdrempelig mogelijk zijn, liefst zo weinig mogelijk aan een ‘kerk’ doen denken. De organisatoren – meest vrouwen – bedenken vooral activiteiten waar kinderen op afkomen; op die manier hoop je ook contact te krijgen met ouders en grootouders. Vanzelfsprekend moet de indruk van een bijbelstudiegroep zo ver mogelijk wegblijven.

Natuurlijk leeft er de hoop dat mensen zich aangetrokken voelen om ook eens op zondag een dienst bij te wonen, maar het hoeft niet. Veel mensen hebben al zoveel negatieve ervaringen met de kerk, of hun ouders hadden dat en hebben een wantrouwige en afwerende sfeer aan hun kinderen doorgegeven. Of de kerk, heel in het algemeen, heeft een slechte naam in de publiciteit.

Zoekers
Er zijn kerken die van deze opzet hun specialiteit hebben gemaakt, er zijn er zelfs die speciaal hiervoor zijn ‘opgericht’: kerken voor onkerkelijken, voor zoekers. Het begint nogal eens met een charismatische voorganger, een ‘worship leader’ (aanbiddingsleider, maar in deze sfeer wordt heel veel Engels gebruikt). Hillsong bijvoorbeeld, of Mozaïek. Het wordt een eigen merk. Mensen die hierdoor zijn aangetrokken zijn vaak enthousiast, vooral in het begin. Opgetogen, ja! Over de sfeer in de diensten, de vormgeving, de muziek – inderdaad wordt daar, naast het ‘charisma’ van de leider, vaak veel professionaliteit in geïnvesteerd. Maar ook gevestigde kerken, de PKN voorop, hebben hun ‘kliederkerk’ en hun pioniersplekken.

Als je leden van zo’n kerk ontmoet, dan word je meer dan eens aangestoken door hun enthousiasme. Met andere leden van zo’n kerk kun je een diepe verwantschap voelen. Ik denk nu met name aan persoonlijke contacten die ik heb met PKN’ers. Velen van hen hebben historisch gezien een gereformeerde achtergrond, soms met meer bevinding. Een brede en een diepe vroomheid. Er zijn theologen bij waar ik veel respect voor heb. Sympathieke mensen. Een verrijking in je netwerk, die je blik verbreden en waar je best mee in één kerk zou willen zitten en aan één avondmaalstafel zou kunnen zitten.

Zekerheden
Een van de aantrekkelijke kanten van zo’n kerk is de gemoedelijke sfeer. Je bent welkom, wie je ook bent, je mag komen zoals je bent. Er wordt niet moeilijk gedaan. Zulke kerken zijn inclusief. ‘Niet oordelen’ is een van hun kernwaarden.

De boodschap is hartelijk, direct verstaanbaar, afgestemd op de hoorders, hun noden en behoeften. De boodschap van de preek komt vaak op hetzelfde neer: God zal je door alle moeiten in je leven heen helpen. Hoeveel kerkgangers zullen daar hun eigen situatie niet in herkennen en zich aangesproken voelen! Er is hoop, je kunt vertrouwen hebben, je kunt gerust zijn. Als je gelooft zul je gezegend worden, het zal je goed gaan; het ‘welvaartsevangelie’ doemt niet zelden op.

De kerk staat open voor twijfelaars en voor twijfel. Stellige zekerheden en makkelijke antwoorden worden gewantrouwd, als iets ouderwets – ‘we leven nu in de tijd van het postmodernisme’ – en wereldvreemds. Het onderwerp zonde wordt vermeden of blijft onder de radar. Dat je je moet bekeren, en dat er een oordeel komt, blijft meestal onbenoemd. Er is wel een besef dat de kerk een minderheid geworden is in een geseculariseerde cultuur, maar daar wordt in de praktijk niet zwaar aan getild, het leidt niet tot waarschuwingen tegen ongeloof of een wereldse levensstijl.

Handen uit de mouwen
Natuurlijk kan er, zoals overal, verschil van mening zijn. Zo zijn er mensen die ‘moeite hebben met’ de maagdelijke geboorte van Jezus. Er zijn voorgangers die hun ongeloof of twijfel aan de lichamelijke opstanding van Jezus uit het graf bemantelen met mooi klinkende maar abstracte woorden over nieuw leven. Je kunt zelfs andere godsdiensten respecteren, alsof het uiteindelijk om dezelfde God zou gaan. Anderen zijn orthodox en hebben ernstig bezwaar tegen zulke vrijzinnigheid, maar iemand ‘verketteren’ is een van de hoofdzonden. ‘Hete hoofden, koude harten’ is het schrikbeeld. Al met al ben je één kerk, en die eenheid gaat boven alles.

De kerk wil ‘er zijn’ voor haar omgeving, voor de buurt, voor iedereen, voor de samenleving. (Het leidde ooit in een regionaal blad tot de penibele kop: ‘Nieuwe predikante [plaatsnaam] beschikbaar voor gemeenschap.’) Ze predikt naastenliefde, vooral praktisch, ze wil zelf het goede voorbeeld geven en stimuleert om de handen uit de mouwen te steken. Het koninkrijk van God bestaat meer in kinderopvang en andere steun aan ongehuwde moeders dan in een komend nieuw Jeruzalem. De kerk helpt mensen om de gemeente te benaderen voor verkeersdrempels en speelplaatsen, benadert zelf de politiek en wordt soms activistisch. Je vindt immers het best aansluiting bij wat er bij de mensen leeft als je ingaat op het hier-en-nu; dat houdt ze bezig.

Vrijblijvend
Intussen loopt de kerkgang van de traditionele leden al een tijdlang terug. Krimp is tenslotte een van de motieven voor evangelisatie. Het is nog mooi als de leden af en toe in de kerk komen. – ‘Hervormd op wielen’: alleen naar de kerk als je er op vier wielen heengereden wordt, bij doop, huwelijk en begrafenis. – Iets is beter dan niets, en je oordeelt niet over hun geloof: wie weet…!

Het gevolg is wel dat je, als je vanuit een andere plaats in de gemeente komt wonen, weinig persoonlijke band met de gemeente krijgt: de gemeente is nooit als geheel bij elkaar. En als je wegblijft, zegt niemand: Ik heb je vorige week gemist.

De kerkdeuren staan wijd open voor je. Vrijblijvend, er hóeft niks, je móét niks; iederéén heeft tenslotte een hekel aan moeten. Intussen wordt er met zorg gesproken over kerkverlating. Maar een brede voordeur leidt vaak tot een brede achterdeur, waardoor mensen verdwijnen. Er wordt meer energie in gestoken om je binnen te krijgen dan om je binnen te houden. Het kan zijn dat er een beroep op je wordt gedaan om aan een van de vele activiteiten mee te werken, en sommige mensen zullen daar blij mee zijn: je wordt gezien en serieus genomen, het is een blijk van erkenning. Maar het is op basis van vrijwilligheid, tenslotte moet je het zelf weten. Als je weg wilt, zal er verdriet zijn bij mensen, maar dat blijft discreet, het is je eigen keus; en er komt geen verdriet van God in het blikveld.

Er zijn binnen dit kerktype veel varianten. De PKN zou niet graag naast Hillsong worden gezet. De overeenkomst is: in de gemoedelijke kerk kunnen mensen zich prettig voelen, begrepen, en gelukkig, ze kunnen er zelfs opgetogen over zijn. De vraag is wel of dat goede gevoel ook het kruis van Jezus betreft, daar z’n anker vindt. Weten mensen zich ook verlost, voor langer dan dit leven?