Commentaar van Regiegroep
KERKVERBAND EN LOKALE KERK IN HET EENWORDINGSPROCES GKV-NGK
antwoord aan mr. dr. Pieter Pel
7 – maart – 2023
Op de site Bezinninggkv.nl schreef (kerk)jurist Pieter Pel een artikel onder de titel ‘Kerk-en-fusie: waar is de gemeente? – Het besluitvormingsproces ontspoort’. Hij concludeert daarin dat het besluitvormingsproces rond de eenwording van GKv en NGK op essentiële punten niet in overeenstemming is met het geldende kerkelijk recht. Hij was zo attent om zijn artikel toe te sturen aan de besturen van de generale synode (GKv) en de Landelijke Vergadering (NGK) en aan de Regiegroep. Graag leggen we naar aanleiding van zijn artikel een aantal dingen uit. We doen dat door te reageren op een aantal kerncitaten uit het artikel van Pel.
Fusiebesluit?
“Kortom: een fusiebesluit is nog niet genomen. De besluittekst staat dus nog niet vast. Er is zelfs nog geen ontwerp-tekst vrijgegeven. Er is voor gekozen om het basisbesluit tot het laatst te bewaren. Dat is uit oogpunt van regelgeving ongebruikelijk en tast de beoordelingsruimte van de plaatselijke kerken aan.”
Inderdaad, er is nog geen ontwerptekst gepubliceerd voor het ultieme besluit. Dat besluit wordt, naar we hopen, op 15 april 2023 genomen door de generale synode (GS) en de Landelijke Vergadering (LV). De tekst is al wel voorbereid en is kort en simpel: ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt), in generale synode bijeen, en de Nederlands Gereformeerde Kerken, in landelijke vergadering bijeen, besluiten zich per 1 mei 2023 te verenigen tot de Nederlandse Gereformeerde Kerken.’ Daarna volgt een besluit dat die NGK de voortzetting en rechtsopvolger zal zijn van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) en de Nederlands Gereformeerde Kerken, met alle rechten en plichten; het gaat over de geldigheid van de kerkorde en de landelijke regelingen, over de landelijke commissies die overgaan naar de nieuwe NGK enzovoort.
Maar dit uiteindelijke besluit kun je niet typeren als ‘het basisbesluit’. Het besluit dat inhoudelijk en formeel de basis vormt onder de eenwording van GKv en NGK is in eerste instantie al op 11 november 2017 genomen: ‘het verlangen uit te spreken om te komen tot één kerkgemeenschap, op basis van de Schrift als woord van God, in gebondenheid aan de Gereformeerde belijdenisgeschriften en ingericht volgens de beginselen van het Gereformeerde kerkrecht’. Zo werd toen al uitgesproken op welke basis de kerken verlangden te komen tot één kerkgemeenschap. Het vormde ook de basis voor het toen ingezette proces richting feitelijke eenwording. In februari 2020 werd het, zoals Pel terecht aanhaalt, door de volgende synode bevestigd in het ‘koersbesluit’ , gevolgd door wat genoemd werd het ‘besluit over de vaarsnelheid’.
Over die basis is uitgebreid met de kerken gecommuniceerd. Hij is uitgewerkt in de kerkorde die aan de kerken is voorgelegd. Eerst was er de ‘eerste publieksversie’ waarop iedereen, ook gemeenteleden, kon reageren. De kerkorde-werkgroep belegde avonden in het land om reacties op te halen. Met verwerking van alle reacties stelde de synode van 2020 de kerkorde in eerste lezing vast. Daarop konden de kerken reageren via de classes en regio’s. In die reacties, en in de besprekingen op twee achtereenvolgende synodes, ging het ook over dat fundament, de gehoorzaamheid aan Gods Woord, de binding aan de belijdenis en het karakter van de kerkorde. Daarnaast was er de ruimte om revisie te vragen van het basisbesluit van 2017 om tot vereniging met de NGK over te gaan. Verschillende kerken hebben daarvan gebruik gemaakt en hun verzoeken zijn door de synode van Goes 2020 behandeld.
Er is inderdaad nog geen tekst gepubliceerd van het formele ‘fusiebesluit’. Inhoudelijk staat er ook niets nieuws in. Het nog te nemen besluit is slechts de afronding van het jarenlange proces. Maar de ‘basis voor dat besluit’ is vanaf het begin duidelijk gecommuniceerd en de kerken hebben daarover kunnen oordelen.
Fusie: landelijk of plaatselijk?
“Het is kennelijk in de verdere aanpak bijna vanzelfsprekend dat het gaat om eenheid op landelijk niveau tussen beide kerkverbanden. Het kerkverband GKv en het kerkverband NGK eindigen en er ontstaat het nieuwe kerkverband Nederlandse Gereformeerde Kerken.”
Terecht vraagt Pel aandacht voor de vraag wat de eenwording van GKv en NGK nu feitelijk betekent. Hij typeert correct dat het gaat om het samengaan van twee kerkverbanden, twee ‘koepels’ van kerken. Als gereformeerde kerken gaan we niet uit van het kerkmodel zoals vanouds de Nederlands Hervormde Kerk dat had (en nu ook de PKN). Daarin is de kerk één geheel, met plaatselijke kerken als filialen. Nee, we hanteren het model dat zijn uitgangspunt neemt in de plaatselijke kerk onder leiding van de kerkenraad. Die plaatselijke kerken verbinden zich (kerk-verband) in de classis en de synode. Tegelijk is dat kerkverband wel een werkelijkheid. Ook volgens het Nederlandse recht: het lichaam waarin de kerken zich verenigen, is een rechtspersoon, volgens Burgerlijk Wetboek 2:2. Daarom bepaalt het huidige art. G84.1 van de kerkorde dat de gezamenlijke Gereformeerde Kerken in Nederland een rechtspersoon vormen. Vanuit die termen beschreven betekent de eenwording dat de rechtspersoon van de gezamenlijke GKv één wordt met de rechtspersoon van de gezamenlijke NGK. Meer kerkelijk gezegd: de generale synode GKv en de Landelijke Vergadering NGK besluiten tot eenwording van de beide kerkverbanden. Of nog zuiverder geformuleerd: de gezamenlijke GKv-kerken, samengekomen in hun synode, besluiten dat hun verband één wordt met het verband van de NGK-kerken (die omgekeerd, samengekomen in hun LV, hetzelfde besluiten).
Dat besluit wordt inderdaad landelijk genomen. Had het ‘nieuwe’ kerkverband niet beter van onderaf opgebouwd kunnen worden, door middel van afvaardiging vanuit kerken naar nieuwe regiovergaderingen die vervolgens afvaardigen naar de nieuwe, gezamenlijke synode; en dat die synode dan, door het aanvaarden van een nieuwe kerkorde, het nieuwe kerkverband formeel laat beginnen? Was dan niet veel duidelijker de keus bij de plaatselijke kerken gelegd om mee te doen in het vormen van dit nieuwe kerkverband?
Die benadering is zeker wel overwogen. Maar daarmee zouden we voorbijgaan aan het gegeven dat het kerkverband inmiddels een bestaand orgaan is, met rechten en verplichtingen, met mensen in dienst, met een TU en een toerustingscentrum Kerkpunt. En vooral: met geldend kerkrecht in een gezamenlijke kerkorde. Welk recht zou gelden zolang de nieuwe synode nog niet samengekomen is en de kerkorde rechtsgeldig heeft gemaakt? Het oude kerkrecht? Maar op basis waarvan komen dan de nieuwe regio’s bij elkaar? En welke vergadering besluit wanneer, op basis van welke kerkorde, over instellingen als TU en Kerkpunt?
Juist ook met het oog op rechtszekerheid en de continuïteit van het landelijke kerkverband moet er duidelijkheid zijn over het moment waarop het nieuwe recht (kerkorde en regelingen) rechtsgeldig wordt en wie bevoegd is om daarover te besluiten. Dat kan niet anders dan door een besluit van de gezamenlijke kerken, verenigd in de synode van de GKv en de LV van de NGK. Dat besluit gaat over het landelijke kerkverband, niet over afzonderlijke plaatselijke kerken.
Overhevelen, toetreden, deel blijven uitmaken
“Volgens gereformeerd kerkrecht zijn de plaatselijke kerken zelfstandige kerken. Zij zijn op vrijwillige basis toegetreden tot het landelijke kerkverband. Het landelijke kerkverband (synode) kan een plaatselijke kerk niet zonder haar eigen bewilliging zomaar overhevelen naar een ander landelijk kerkverband.”
“Zonder een plaatselijk toetredingsbesluit maakt een plaatselijke kerk geen deel uit van het nieuwe kerkverband.”
Een synode kan een plaatselijke kerk niet overhevelen naar een ander kerkverband. Pel heeft gelijk als hij zou bedoelen: een kerkverband (zoals de GKv) kan niet over een individuele kerk beslissen dat die lid wordt van een ander bestaand kerkverband (zoals de CGK). Maar dat is niet de situatie. Er wordt geen besluit genomen over een individuele kerk, maar de gezamenlijke kerken, samengekomen in de synode, besluiten over het eigen kerkverband dat het één wordt met een ander kerkverband.
Het is belangrijk om de goede woorden te gebruiken. ‘Overhevelen’, of ook het vaker door Pel gebruikte ‘toetreden’, is geen goede typering. Het suggereert dat er een (dan nog leeg?) kerkverband in het leven wordt geroepen, waarna elke kerk besluit of zij daartoe wil toetreden. Maar wat is dat kerkverband dan? Waar treed je als kerk dan toe, als er nog geen kerkverband is?
De achtergrond van zulke woorden ligt in wat altijd terecht benadrukt is: het kerkverband is principieel een zaak van ‘vrijwillige aansluiting’. Daar begint het kerkverband, en dat principe blijft gelden. Sterk uitgedrukt: op elke uitnodiging voor een classis- of regiovergadering beslist de kerkenraad opnieuw tot de band met de zusterkerken, door een afvaardiging te sturen. Tegelijk, zoals al genoemd, is er de andere kant: als het kerkverband eenmaal gevormd is, is het ook een permanent lichaam.
Bij de eenwording van de twee kerkverbanden spelen beiden invalshoeken mee, maar in omgekeerde volgorde. De lichamen verenigen zich, door daarover te besluiten in de GS en LV. De plaatselijke kerken, die deel uitmaken van dat lichaam gaan daarin vanzelf mee. Maar het principe van de vrijwilligheid blijft: het blijft aan de plaatselijke kerk om te beslissen of hij lid blijft van dat lichaam. Daartoe is er, in formele zin, geen plicht (vanuit geestelijk perspectief kun je wel spreken van roeping die verplichtend is). De kerkenraad besluit vrijwillig hoe hij reageert op de uitnodiging voor de eerste regiovergadering van het kerkverband. Door een afvaardiging te sturen, ‘treedt’ hij niet ‘toe’, maar blijft hij ‘deel uitmaken’ van het lichaam dat het kerkverband is. De andere mogelijkheid is dat de kerkenraad besluit het kerkverband te verlaten.
Eenwording, kerkorde en gemeenteleden
“De fusie leidt dus tot een nieuwe kerkorde met tal van wijzigingen die van toepassing zijn in de plaatselijke kerken.”
“Kortom: de kerkenraad dient dus zeker de gemeente te raadplegen en samen met de gemeente onder ogen te zien of zich een of meer van de genoemde toetsingsgronden voordoen die meebrengen dat de nieuwe KO niet kan worden uitgevoerd.”
Terecht benoemt Pel hier twee dingen die onlosmakelijk zijn maar wel onderscheiden moeten worden. Er is het besluit van de beide kerkverbanden om op te gaan in één voortgezet kerkverband. En er is (onvermijdelijk daarmee samenhangend) een nieuwe kerkorde die ook plaatselijk een aantal wijzigingen betekent.
Betekent dit dat kerkenraden verplicht zijn om hun gemeente hierover te raadplegen? Het proces van vaststelling van de kerkorde is vergelijkbaar met wat de GKv-kerken rond 2014 gedaan hebben. Sterker, het huidige proces is grotendeels afgeleid van hoe het toen gedaan is. Er is vanaf 2008 gewerkt aan een nieuwe kerkorde, met tal van wijzigingen die van toepassing waren op de plaatselijke kerken (waaronder de samenstelling van de kerkenraad die Pel nu ook nadrukkelijk noemt). Net als nu is toen om reactie gevraagd van de kerken, ook na vaststelling in eerste lezing. Maar ook toen is niet nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de inbreng van elke afzonderlijke gemeente en voor expliciete besluitvorming van alle afzonderlijke kerkenraden, na raadpleging van de gemeente, over aanvaarding van die kerkorde. Uiteraard is het verstandig wanneer kerkenraden hun gemeente meenemen in dat proces, zeker wanneer veranderingen inderdaad plaatselijk effect hebben. Maar voor of na de aanvaarding van de kerkorde door de GS Ede 2014 volgde er niet wat Pel elders in het artikel ‘een gemeentelijk traject’ noemt.
Hoofdzaken van beleid?
“Maar in ieder geval zal plaatselijk door de kerkenraad in samenspraak met de gemeente beslist moeten worden over toetreding tot de fusiekerk of niet. Het gaat immers zonder meer over een ‘hoofdzaak van beleid’ zoals artikel B29.4 KO dat noemt.“
Dat het ‘zonder meer’ over een hoofdzaak van beleid gaat is voor Pel evident omdat hij in de wijzigingen van de kerkorde grote wissels ziet omgaan. Hij vraagt daarbij o.a. aandacht voor de keuzemogelijkheid die kerkenraden krijgen als het gaat om hun samenstelling: worden diakenen wel of niet bij de kerkenraad gerekend. Pel noemt het rechtsongelijkheid tussen plaatselijke kerken wanneer er op dit punt verschillen zijn. Het is goed om te bedenken dat die tweeërlei praktijk binnen één kerkverband jarenlang bestaan heeft. Omdat het toen lang niet altijd goed omschreven was, leidde het soms tot rechtsonzekerheid: is het besluit wel geldig nu de diakenen wel/niet meegestemd hebben? Daarom is het nodig om dit helder vast te leggen. In 2014 kozen de GKv ervoor om het in de kerkorde vast te leggen: alleen de ouderlingen. Nu kiezen GKv en NGK ervoor om het te laten vastleggen door kerkenraden in hun plaatselijke regeling. Er is inderdaad een keus. Maar er is geen keus óf het vastgelegd wordt; de kerkorde beschrijft helder dat de kerkenraad dat moet doen. Het is te verwachten dat veel kerkenraden zullen vastleggen dat het blijft zoals het nu plaatselijk al is. Dan is er zelfs geen sprake van een wijziging in beleid.
Nogmaals: hoofdzaken van beleid?
“Er komt immers vanwege de landelijke fusie een nieuwe kerkorde met uitvoeringsregels, die op allerlei punten ingrijpende wijzigingen inhouden voor het kerkelijk leven in de plaatselijke kerken.”
“Artikel B29.4 KO verplicht de kerkenraad, wat eigenlijk geestelijk gezien ook vanzelf spreekt, over deze hoofdzaak van beleid de gemeente te raadplegen.”
Pel geeft aan dat de aanvaarding van de nieuwe kerkorde ook daarom een ‘hoofdzaak van beleid’ is omdat de nieuwe kerkorde ingrijpende wijzigingen inhoudt voor het plaatselijke kerkelijke leven. Hij noemt daarbij o.a. “de veranderingen ten aanzien van de belijdenis, de ambten, de samenstelling van de kerkenraad, het bindingsformulier, het toezicht op leer en leven, de toegang tot het avondmaal, andere samenlevingsvormen dan het huwelijk”. Maar door in het kerkverband te blijven besluit een kerkenraad niet tot beleidswijzigingen op deze punten in de eigen gemeente (waar KO art. B29.4 over gaat). Geen enkele wijziging, die nu al elders in het GKv-verband gesignaleerd wordt, wordt door de nieuwe kerkorde opgelegd aan een kerkenraad of gemeente.
Tegelijk heeft Pel met zijn verwijzing naar het huidige kerkordeartikel B29.4 gelijk als het gaat om een voorgenomen besluit van de kerkenraad om het kerkverband te verlaten. Dat is inderdaad een ‘hoofdzaak van beleid’ waarbij de kerkenraad ‘rekent met de eigen verantwoordelijkheid van gemeenteleden’ en dus de gemeente raadpleegt.
Financiële gevolgen
“Instemming van de gemeenteleden is een harde voorwaarde voor de rechtsgeldigheid van besluiten met verstrekkende financiële gevolgen.”
Als specifiek gevolg van de eenwording noemt Pel de toename van kosten voor de pensioenvoorziening van predikant van € 1,1 miljoen. Op grond van het huidige KO-artikel G83.4 zou daarom zelfs vereist zijn dat de kerkenraad vooraf instemming van de gemeente vraagt. Daarbij zijn wat relativerende opmerkingen op hun plaats. De extra kosten vallen niet samen met de eenwording, maar worden voorzien per 1 januari 2027. Ook zonder eenwording zou, weliswaar verder in de tijd, de overgang naar het pensioenfonds gemaakt zijn, inclusief die hogere kosten. Het bedrag van € 1,1 miljoen klinkt hoog, maar verdeeld over het aantal GKv-leden komt het neer op iets meer dan € 9 per lid. Op het geheel van de gemiddelde begroting van een kerk is een besluit daarover niet ‘verstrekkend’ te noemen.
Daar komt bij dat het ook hier niet gaat om een eigen kerkenraadsbesluit over verhoogde uitgaven. Het zal een besluit zijn van de gezamenlijke kerken – overigens niet in de synode maar verenigd in de Vereniging Samenwerking Emeritering. De kerkenraad kan, middels afvaardiging naar de ledenvergadering, over dat besluit slechts meestemmen.
De gemeente betrekken
“Wie zegt dat de gemeente het hart is van de kerkelijke gemeenschap en wie streeft naar de geestelijke betrokkenheid van de gemeenteleden, zal met hen graag een goede inhoudelijke gedachtewisseling organiseren.”
Op dit punt heeft Pel volledig gelijk. Het is altijd belangrijk om de gemeente goed mee te nemen in elke proces en bij belangrijke besluitvorming. Daarom is vanaf het begin royaal ingezet op communicatie. Direct na het basisbesluit van november 2017 is gewerkt met een nieuwe website en met nieuwsbrieven. Dat was uiteraard alleen landelijk te organiseren, maar de kerkenraden zijn gediend met informatie die in lokale kerkbladen gebruikt kon worden. En we zien op dit moment ook veel kerkenraden communiceren met hun gemeente over de komende eenwording en wat dat zal betekenen. Vanuit de Regiegroep stimuleren we dat graag. Op uitnodiging zijn we bij lokale kerken op bezoek geweest. En we hopen dat de komende eenwording nog breder leidt tot geestelijke gesprekken over de waarde van het kerkverband en het geschenk van eenheid in Christus.
Het artikel van Pel deed ons wel kritisch kijken naar onze eigen Handreiking plaatselijke uitwerking van de landelijke hereniging. Die was voor Pel de directe aanleiding voor zijn artikel. We realiseren ons nu dat die handreiking vooral heel praktisch gericht was. We beoogden een zo concreet mogelijke handreiking voor de bestuurlijke zaken waar een kerkenraad mee te maken krijgt. Daarbij hebben we in deze handreiking niet opnieuw speciale aandacht gegeven aan het betrekken van gemeenteleden, het aandacht hebben voor bezwaarden en het meenemen van de gemeente in de blijdschap over de hereniging. In eerdere publicaties is daarvoor wel aandacht geweest. Gelukkig zijn er veel wijze kerkenraden die geen handreiking nodig hebben om blijvend hieraan aandacht te geven.
We hopen dankzij het artikel van Pel een aantal zaken verhelderd te hebben. We maken als kerken een proces door dat nog niet vaak doorlopen is en waarmee niemand op die manier ervaring heeft. Het is goed dat vragen gesteld en beantwoord worden. De Regiegroep staat open voor reacties en vragen, van gemeenteleden en kerkenraden. En we vragen steeds weer om gebed om kracht, liefde en bezonnenheid, voor ons allen.
Voor de Regiegroep,
ds. Rob Vreugdenhil
reacties bij voorkeur per mail, regiegroep@ngk-gkv.nl
eventueel telefonisch 010 7430134 / 06 22122845
Reactie Pieter Pel