door ir. Frans Pansier
Hoewel je het vaak niet zou denken, ligt in een gereformeerd kerkverband het hoogste gezag bij de kerkenraden van de plaatselijke kerken. Iedere plaatselijke kerk is een zelfstandige kerk onder leiding van de kerkenraad. En samen vormen die kerken op basis van vrijwillige deelname een kerkverband. Deze kerkstructuur heeft direct te maken met de taak en verantwoordelijkheid die volgens de Bijbel aan de oudsten in de plaatselijke kerk is toevertrouwd.
Opzicht
In het boek ‘Ambten in de apostolische kerk’ heeft J. van Bruggen een heldere uitleg gegeven over die dienst van de oudsten. Het gaat om het uitoefenen van het opzicht over de gemeente. 1 Tim. 3: 1 opent met “Betrouwbaar is het woord: als iemand opziener wil worden (…)”. De vertaling ‘betrouwbaar’ (NBG51) is hier een betere vertaling van het Griekse woord ‘pistos’ dan de vertaling “Het is een waar woord” in de NBV. ‘Betrouwbaar’ verwijst namelijk naar 1 Tim. 1:15 “Deze boodschap is betrouwbaar (…)” en daar gaat het over de boodschap van onze redding door Christus Jezus.
Nog directer is Titus 1: 9 waar het expliciet gaat over de leer: de oudsten moeten zich houden aan de juiste leer om o.a. de Joden te kunnen weerleggen.
En al helemaal expliciet is Hand. 20, waar het gaat over de taak van de oudsten om te waken tegen verdraaiing van de waarheid. Daarbij maakt Hand. 20 ook duidelijk dat er zowel naar binnen toe gewaakt moet worden, als naar buiten toe.[1]
Zelfstandig
De oudsten waken als opzieners over het geestelijk leven van de gemeenteleden. Het mag dus niet zo zijn dat een kerkenraad, de plaatselijke kring van oudsten, voor het blok komt te staan om iemand tot de gemeente toe te laten die opvattingen heeft en/of gedragingen vertoont die niet stroken met de waarheid. En ook moet de kerkenraad alert zijn op ontwikkelingen die op kortere of langere termijn aan het gehoorzamen aan de waarheid afbreuk zouden kunnen doen. De kerkenraad dient die ontwikkelingen zo veel als in zijn macht ligt tegen te gaan. Een kerkenraad kan die taak alleen waarmaken als ze op dit vlak in vrijheid kan handelen, niet gebonden aan mensen maar alleen aan Gods Woord. In die zin is een plaatselijke kerk dus onafhankelijk en zelfstandig.
Attestaties
Het bovenstaande heeft ook duidelijke consequenties voor kerkenraden in het omgaan met attestaties, zowel in het aanvaarden daarvan als het afgeven daarvan. Dat wil ik in deze bijdrage in beide richtingen toelichten.
Het aanvaarden van attestaties
Prof. Bouwman was daar destijds al helder over: een kerkenraad mag een attestatie eigenlijk nooit zonder meer accepteren.[2] Want als het de taak van de kerkenraad is om de gemeente bij Gods Woord te bewaren, dan houdt dat ook in het zo veel mogelijk voorkomen dat er van buitenaf onjuiste invloeden binnenkomen. Het toelaten van nieuwe gemeenteleden is zo’n mogelijkheid. De kerkenraad moet dus nagaan of degene die zich met een attestatie bij de kerkenraad meldt, zuiver is in leer en leven. Dat geldt juist bij het binnenkomen, en niet pas achteraf als er onverhoopt toch vreemde opinies voor de dag komen. Dan is immers het kwaad geschied.
Nu bestaat hierop in de praktijk een belangrijke uitzondering. Als de kerk tot een kerkverband behoort waarvan je in alle redelijkheid mag aannemen dat de andere kerkenraden deze taak ook goed uitoefenen, dan kan er het vertrouwen zijn dat de leden die zich met een attestatie melden vanuit één van die andere gemeenten zuiver mogen worden geacht in leer en leven (natuurlijk: voor zover een kerkenraad dat kan beoordelen). Als door een kerkenraad in zo’n gereformeerd kerkverband een attestatie afgegeven wordt waarin wordt verklaard dat een broeder/zuster zich in leer en leven als gelovige heeft laten kennen, dan mag c.q. kun je dat accepteren zonder navraag. Ga je in zo’n geval toch eerst een toelatingsgesprek voeren met degene die de attestatie inlevert, dan zou dat een vorm van wantrouwen zijn. Dat past niet in een situatie waarin de kerken in het kerkverband op basis van Bijbel en belijdenis dezelfde gereformeerde overtuiging zijn toegedaan.[3]
Het is begrijpelijk dat hierdoor bij velen de idee leeft dat een attestatie van een andere kerk zonder meer aanvaard behoort te worden. Dat komt door de jarenlange praktijk waarin attestaties worden ingeleverd vanuit het eigen kerkverband waarin kerkenraden in hoofdlijnen op dezelfde gereformeerde basis handelen en oordelen. De uitzondering is zodoende de regel geworden. Een attestatie is dan een betrouwbaar getuigenis van leer en leven waarop je af kunt gaan. Als echter de eenheid van geloven en belijden in het kerkverband komt te vervallen, verliest ook de attestatie die betekenis. Bij een veranderend kerkverband ontstaat dus ook een ander attestatiebeleid. Als een kerkenraad er niet meer van kan uitgaan dat elke andere kerkenraad uit hetzelfde kerkverband onvoorwaardelijk vasthoudt aan Gods Woord en de belijdenis en daar de nodige consequenties uit trekt t.a.v. de kerkelijke tucht, krijg je de situatie dat opnieuw de noodzaak van toelatingsgesprekken zich aandient.
Een kerkenraad die gereformeerd wil blijven, maar deel uitmaakt van een kerkverband waarin Schrift en belijdenis niet meer veilig zijn, krijgt dus een grote extra verantwoordelijkheid. Het betekent dat zo’n kerkenraad een stevig eigen beleid moet formuleren en uitvoeren. Dat zal echter niet meevallen. Er zijn zoveel zaken in geding en opvattingen in omloop, zoals t.a.v. zusters in het ambt, homoseksualiteit, gender, kinderen aan het Avondmaal, acceptatie van evolutie, acceptatie van “geloofsdoop”, etc., dat het in naam onderschrijven van de belijdenisgeschriften niet meer voldoende kan zijn. Dat klemt temeer als de ouderlingen alleen nog maar toe kunnen zien op de levensstijl en niet meer op de leer.[4] Welke betekenis kan dan nog toegekend worden aan een attestatie? Er zal een goed gesprek gevoerd moeten worden om elkaar te (h)erkennen als ware gelovigen die zijn verbonden in eenheid van leer en leven naar Gods geboden. Het is eerder in de kerkgeschiedenis gebeurd dat een kerkenraad moest besluiten om de attestaties door bepaalde kerken afgegeven niet meer te aanvaarden. Dat was één van de hoofdoorzaken van de Doleantie.[5]
Het afgeven van attestaties
De zorg van de oudsten om de gemeenteleden bij Schrift en belijdenis te bewaren is er ook als er een attestatie moet worden afgegeven. Als een gemeentelid een attestatie aanvraagt naar een andere gemeente, dan kan dat met een goed geweten alleen als het gemeentelid vertrekt naar een gemeente waarvan je weet dat de kerkenraad daar hetzelfde beleid voert als de eigen kerkenraad. Een kerkenraad kan niet zomaar in alle gevallen een attestatie afgeven. Hij moet zich ervan vergewissen of de kerkenraad van die andere gemeente voldoende betrouwbaar is. Van eensgezindheid in leer en leven hoeft immers in een pluraal kerkverband geen sprake meer te zijn. De kerkenraad zal dan ook in voorkomend geval bij een attestatieaanvraag eerst contact moeten opnemen met de andere kerkenraad met vragen over het kerkelijk beleid aldaar. En dan?
Rol van de gemeente
Het is altijd goed gereformeerd kerkrecht geweest dat de gemeente betrokken wordt bij het afgeven van een attestatie. Als een kerkenraad over een broeder/zuster verklaart dat hij/zij gezond is in leer en leven, is dat nogal een uitspraak. Dat kan en mag alleen geschreven worden als de kerkenraad zich daarvan ook heeft kunnen vergewissen.[6] Een kerkenraad kan niet alles weten. Daarom werd de aanvraag van een attestatie ook altijd eerst aan de gemeente meegedeeld. Mocht een gemeentelid informatie hebben die voor de attestatie van belang is, dan kan hij/zij dat aan de kerkenraad meedelen.[7] Komt er geen bericht uit de gemeente, dan is dat een stilzwijgend instemmen met de attestatie. Hoewel het in diverse kerkordes niet expliciet vermeld staat, blijkt uit toelichtingen dat dit zo bedoeld en praktijk is.[8]
Conclusie
Het bovenstaande is vooral geschreven met het oog op de situatie in de NGK. Als je als ouderling of als kerkenraad een gereformeerde positie wilt blijven innemen binnen de NGK, zul je te maken krijgen met de diversiteit in het kerkverband en zal dat zijn consequenties hebben ten aanzien van het aanvaarden en afgeven van attestaties. Het is de vraag of en hoe lang dit is vol te houden door welke kerkenraad en ouderlingen dan ook.
Noten:
[1] J. van Bruggen, Ambten in de apostolische kerk, Kok, Kampen: 1984, blz. 98-100.
[2] H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, De Groot Goudriaan, Kampen: 19853, blz. 461-462.
Zie ook: W.A. Zondag, Attestaties, in: H.J. Selderhuis (red.), Handboek Gereformeerd Kerkrecht, Groen, Heerenveen: 2019, blz 440-442.
[3] H. Bouwman, a.w., blz. 461. Het “Handboek” (noot 2) laat zich hier niet over uit.
[4] Art. B14.2 KO NGK: “De ouderlingen zijn verantwoordelijk voor het kerkelijk toezicht op de leden van de gemeente. Zij zoeken hen op en moedigen hen aan tot een leven met de Heer.” Het toezicht op de leer ontbreekt. In eerdere kerkordes werd de leer wel genoemd, zo in de KO GKv 2014: “C48.3 De ambtsdragers rusten de gemeente toe in de weg van prediking, catechese, pastoraat en diaconaat. Zij bestrijden denkwijzen en invloeden die met de zuivere leer in tegenspraak zijn of die schade doen aan een heilig leven.” En in art. 55 KO GKv 1978 was het zó verwoord: “Voor het weren van valse leer en dwaling, (…) , moeten de predikanten en de ouderlingen onderrichten, weerleggen, waarschuwen en vermanen, zowel in de prediking als bij het catechetisch onderwijs en het huisbezoek.”
[5] Zie ook het voorbeeld dat Bouwman, a.w., geeft op blz. 462.
[6] Iets dergelijks speelde ook bij de Doleantie: daar werd door de kerkenraad gevraagd naar de reden van de aanvraag. Zie H. Bouma: Wederkeer in Doleantie, in: D. Deddens en J. kamphuis (red.): Doleantie-Wederkeer, Vijlbrief, Haarlem: 1986, blz.20.
[7] Zie Bouwman, a.w., blz. 452. De gemeente heeft óók een verantwoordelijkheid!
[8] Eén voorbeeld: De toelichting van K. de Gier bij art. 82 KO Gereformeerde Gemeenten, dat in het Handboek (zie noot 2) geciteerd wordt.