Recensie van drs. P. Houtman in Gereformeerd Kerkblad, 3 februari 2023
Bezwaarden bij elkaar
De verschillen van inzicht in de GKv zijn hoog opgelopen. Dat wordt van beide kanten gezien. Het boek ‘Het Woord in geding’ neemt de zaken in geding een voor een onder de loep. Niet alleen vrouw en ambt, maar ook de hermeneutiek (eerste gedeelte, ‘Omgang met de Schrift’) en de band tussen de kerken, onder andere de belijdenis. De titel van het boek geeft ook al aan hoe hoog een en ander aan de kant van de bezwaarden wordt opgenomen.
DOOR DRS PIET HOUTMAN
Henk Room bespreekt het Schriftbewijs in het rapport ‘Elkaar van harte dienen’, dat de uitvoerige onderbouwing vormde voor de besluiten van de Generale Synode van Goes 2020 over vrouw en ambt. Hij doet dat overzichtelijk en tegelijk grondig, te beginnen bij Genesis 1-3. Het rapport, zo constateert hij, gaat uit van een fundamentele eenheid tussen man en vrouw in Genesis 1. Wat de Bijbel daarna zegt, vanaf hoofdstuk 2 en 3, zou aangetast zijn door de patriarchale cultuur in de tijd waarin het geschreven is, na de zondeval; het doet afbreuk aan de gelijkwaardigheid en dat komt niet van de Geest.
Vervolgens komen nieuwtestamentische teksten aan de beurt. Voor 1 TImoteüs 2 veronderstelt het rapport, zonder grond, een bepaalde historische achtergrond in Efeze, een door vrouwen gevoerde discussie. Paulus’ beroep op de volgorde van man en vrouw in het begin voor het onderwijzen in de gemeente wordt daarmee doorgestreept. In 1 Korintiërs 11 zien we mannen en vrouwen wel beiden profeteren en bidden; beiden zijn beeld van God; maar, laat Room zien, dat betekent niet dat hun posities uitwisselbaar zijn. Efeziërs 5 spreekt van een nauwe verbondenheid en liefde in het huwelijk, maar tegelijkertijd heet de man het hoofd van de vrouw en ligt er een parallel met de verhouding tussen Christus en de gemeente.
De kritiek van Room op het rapport komt erop neer dat het eenzijdig en selectief uitgaat van de gelijkheid van man en vrouw, en alles wat in de besproken bijbelteksten wijst op ongelijkheid, rangorde, onderschikking, negatief beoordeelt. Het woord ‘patriarchaal’ fungeert als een sleutelwoord om iets negatief te stempelen, zonder dat het nader wordt omschreven. Blijkbaar kunnen en moeten we dat in de huidige cultuur aanvoelen.
Theologen van elders
Er volgen twee kortere artikelen van auteurs van buiten de GKv, die moeilijker toegankelijk zijn, meer academisch van aard. Henk van den Belt (PKN, gerelateerd aan de Gereformeerde Bond en hoogleraar aan de VU), brengt principes vanuit de Reformatie voor de hermeneutiek naar voren. Zoals: de Geest is vrij, maar bindt zich aan de Schrift. We hoeven niet terug naar de ‘moderne’ kijk op de tekst als ‘propositioneel’, in wezen stellingen over objectieve feiten. De ‘postmoderne’ benadering, die spreekt van ‘speech acts’, waarmee de schrijver het doel heeft om iets tot stand te brengen, kan wel behulpzaam zijn. Maar het mag niet misbruikt worden om iets te zeggen als ‘Volgens Paulus zegt de Heer…’ Het is waar dat de cultuur van de tijd altijd ons verstaan van de Schrift kleurt, maar dat mag niet het uitgangspunt zijn om de betekenis te bepalen. Elke geest moet worden getoetst aan de Schrift, ook elk hermeneutisch standpunt. Het kan zijn dat de tekst tegen de eigen cultuur ingaat, maar dat is dan “jammer voor de cultuur”.
Gert van den Brink, afkomstig uit de HHK en docent in Apeldoorn (TUA), schrijft over vrijheid van exegese. Dit begrip houdt in dat er geen instantie van buitenaf mag heersen over de exegese. Het betekent niet dat elke nieuwe situatie om een nieuwe exegese vraagt en de inhoud van de Schrift niet kan worden vastgelegd. De Schrift is helder, en belijdenissen leggen inhoudelijk vast wat de Schrift zegt; ‘het Schriftgezag’ is niet het enige belijdenisartikel.
Ons laten gezeggen
Dat laatste onderstreept Dolf te Velde in het tweede deel van het boek, over ‘Schrift en belijdenis’. Het is wel legitiem om oog te hebben voor de heilshistorische voortgang; daartegen kan men ‘de Schrift spreekt zichzelf niet tegen’ niet in stelling brengen. Ook is er ruimte om marges van onzekerheid te erkennen. Maar er zijn in de loop van de tijd een aantal onderscheidingen naar voren gebracht die het risico van Schriftkritiek met zich meedragen: mechanische en organische inspiratie, historisch en normatief gezag van de Schrift, formeel tegenover materieel Schriftgezag, kern en omtrek. De belijdenis zegt, met verwijzing naar Psalm 116: alle mensen zijn leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelf. Het is zaak om jezelf en je vooronderstellingen te wantrouwen als je de Bijbel leest. Verschil van inzicht is mogelijk, als je maar bereid bent om je door de Schrift te laten gezeggen.
De vrouw in het ambt zou op zichzelf niet kerkscheidend hoeven te zijn, als ertoe besloten was op pragmatische gronden. Maar de synode heeft de bezwaren lichtvaardig weggewuifd en een overtuigende onderbouwing vanuit de Schrift blijft uit. Heeft een beroep op de Schrift, wat toch deel uitmaakt van de kenmerken van de ware kerk, dan wel zin?
Belijdenis als band
Bart van Egmond vergelijkt de binding van ambtsdragers aan de belijdenis in eerdere versies van het bindingsformulier met de nieuwe versie voor de samengevoegde ‘Nederlandse Gereformeerde Kerken’. Vanouds werd van een ambtsdrager gevraagd dat de belijdenis zijn persoonlijke geloofsovertuiging was. Nu constateert men dat ambtsdragers de belijdenis vaak niet meer kennen en er soms grote bezwaren tegen hebben, en wordt er alleen nog ‘respect’ voor verwacht en persoonlijke toetsing. Verder wordt ‘bestrijding van dwalingen’ niet meer gevraagd: dat zou leiden tot ‘gelijkhebberij’. Maar het is belangrijk tegenover de eigenzinnigheid van predikanten. Verdraagzaamheid hield in dat men een bezwaarschrift kon indienen, maar het moet niet betekenen: ruimte voor de vrome mens met z’n goede bedoelingen; dat is humanistisch. De belijdenis is ons gezamenlijk kader als kerk, maar gaat nu haar kerkelijk gezag verliezen. De band met de leer wordt losser.
In het derde onderdeel ‘Schrift en kerkorde’ vergelijkt Dick Slump de nieuwe kerkorde van 2023 met die van 2014. In de nieuwe versie zijn christelijk geloof, bijbel en belijdenis onderling geen eenheid meer. De plaatselijke kerken krijgen veel ruimte: met opzet wordt de kerkorde minder ‘regelend’ en meer ‘ontregelend’. Dat past bij de eigentijdse cultuur van ongebondenheid. Daarin is het genadekarakter van het kerkrecht miskend: het is bedoeld om zondige mensen te bewaren. Bij de huwelijksbevestiging is er naast het huwelijk ruimte voor andere samenlevingsvormen. Vrijheid blijkt te leiden tot onverbondenheid.
Geestelijke veiligheid
Dat laatste betoogt ook Pieter Pel. We komen terecht in het klimaat van het relatieve. Het principe van artikel 31 van de Kerkorde, dat synodebesluiten rechtsgeldig zijn maar dat een beroep op de Schrift grond kan zijn voor appèl, wijkt voor het uitgangspunt ‘niemand kan het laatste woord spreken’. De kerk wil een veilige kerk zijn, maar beschermt niet meer de geestelijke veiligheid. “Wij hebben klaarblijkelijk geen boodschap meer aan elkaar.”
Dit boek heeft er een hard hoofd in dat de bekritiseerde ontwikkelingen in de GKv nog terug te draaien zijn. De generale synode heeft alle besluiten in het licht willen zetten van de komende vereniging tussen GKV en de NGK. De bespreking over de vrouw in de ambten is nog niet afgerond, maar de beslissing is al gevallen.
Er is nogal wat overlap tussen verscheidene artikelen. Intussen is het boek wel rijk en mooi uitgegeven. De belangrijkste conclusie van deze recensie: wie de kerkelijke ontwikkelingen wil volgen kan niet om dit boek heen, en wie zich er een oordeel over wil vormen al helemaal niet.
Het Woord in geding. P.T. Pel en H.J. Room (red.). Uitg. in eigen beheer, Kerngroep bezinning GKv, 2022. 181 blz. € 20.—incl. verzendkosten. Te bestellen op www.bezinninggkv.nl.