Ga naar de inhoud

Kerkorde en fusie – mr. ing. Steenbergen

Ter gelegenheid van de naderende fusie van de GKv en de NGK heeft zich een discussie ontsponnen over de vraag of plaatselijke kerken nu automatisch door een synodebesluit tot fusie meegaan met de fusie en gaan behoren tot de nieuwe NGK.

Verschil van inzicht

Het standpunt dat dit niet het geval is werd uitgebreid verwoord door mr. Pieter Pel op de website www.bezinninggkv.nl. Daarop kwam onder andere een juridisch getinte reactie van mr. Hans Bügel die het tegendeel beweerde op zijn website www.vrije-interpretatie.nl. Beide standpunten werden naast elkaar gepubliceerd in het Nederlands Dagblad. Het standpunt van Bügel werd meteen omarmd door ds. Rob Vreugdenhil op zijn twitter-account, lid van de regiegroep van de synode, en eveneens door ds. Ernst Leeftink op zijn weblog, welke laatste het betoog van Pel betitelde als spijkers op laag water zoeken.

Het is onbevredigend dat het antwoord op de vraag nu in het midden lijkt te blijven. Het is wel noodzakelijk dat plaatselijke kerken weten waar ze aan toe zijn. Een aantal kerken hebben een eigen standpunt ingenomen, maar er zijn ook kerken die het nog niet allemaal goed hebben bestudeerd, nog niet het eigen proces binnen de gemeente hebben doorlopen en dus nog niet een duidelijk eigen positie hebben ingenomen. En er zijn kerken die nu aan het studeren slaan en voorlopig meegaan, maar in afwachting van hun bevindingen gewoon de huidige KO willen blijven hanteren.

De vraag waar het op neer komt is of er een eigen besluit van de plaatselijke kerk nodig is om toe te treden tot het nieuwe gefuseerde kerkverband. Hierna zal daar wat dieper op worden ingegaan om zo een paar gezichtspunten aan de discussie toe te voegen. Het betoog is met name kerk-juridisch van aard. De inhoudelijke kant is al aan de orde gekomen in het schrijven van ir. Frans Pansier op de website www.bezinninggkv.nl.

Kerk en kerkverband

Bügel heeft gereageerd op Pel. In zijn schrijven noemt Bügel waardevolle elementen, maar toch is er wel iets op af te dingen. Hij benadrukt dat de plaatselijke kerken zelfstandig zijn, maar geeft dan aan dat deze als het ware contractspartijen tot een wederkerige overeenkomst geworden zijn en schrijft vervolgens dat wanneer het kerkverband in zo’n overeenkomst een bepaalde bevoegdheid toekent aan een orgaan binnen dat kerkverband de plaatselijke kerken afzien van de bevoegdheid op dat punt. Dit is kerkrechtelijk niet juist. Allereerst is een synode geen orgaan in een kerkverband, maar een vergadering van (indirecte) vertegenwoordigers van kerken. Bovendien betekent de kerkelijke afspraak dat landelijke fusiezaken door de synode zullen worden behandeld geen afstand van bevoegdheid door de plaatselijke kerken, maar niet meer dan dat er een onderlinge afspraak is deze bevoegdheid niet uit te oefenen. Dat ligt ook voor de hand: plaatselijk georganiseerde fusies zouden leiden tot chaos binnen het kerkverband.

Besluit en uitvoering

Wat Bügel verder zegt onder het kopje ‘Bindende rechtskracht’ is niet geheel correct. Hij noemt de artikelen F74.1 en F74.4 van de nu nog geldende GKv-kerkorde innerlijk tegenstrijdig. Hij zal bedoelen F72.1 en F72.4, maar afgezien daarvan: er is hier geen sprake van innerlijke tegenstrijdigheid. Ook wanneer een besluit in strijd is met Gods Woord dan wel met de kerkorde, dan nog is het een rechtsgeldig genomen besluit. Het hoeft en mag alleen niet worden uitgevoerd omdat er strijd is met Gods Woord en de KO. Wat hier wellicht verwarring oplevert, is dat er wordt gesproken over bindende rechtskracht versus uitvoering, terwijl in de vroegere KO werd gesproken over het “niet als bindend aanvaarden” als het in strijd is met het Woord van God dan wel de KO. Hoewel ik de oude formulering beter vind (onderscheid tussen een “rechtsgeldig genomen besluit” en het “als bindend aanvaarden”), levert dit niet het misverstand op in de onderhavige kwestie. Of het besluit nu ‘bindend’ genoemd wordt of dat gezegd wordt dat er geen uitvoering aan hoeft/mag worden gegeven, voor de huidige fusie is de vraag: geeft de synode voor wat betreft een op zich zelf rechtsgeldig genomen besluit ook meteen uitvoering daaraan namens de plaatselijke kerken of niet.

Greijdanus

Aangezien eerder in de discussie prof. dr. K. Schilder is genoemd, voel ik mij vrij om nu te verwijzen naar een artikelenserie van prof. dr. S. Greijdanus in De Reformatie over “Het wezen der meerdere kerkelijke vergaderingen volgens Voetius” (bron: http://www.kerkrecht.nl/node/5305). Daarin schrijft Greijdanus helder dat een kerk niet over een andere kerk mag heersen (nog steeds een belangrijk principe in de KO). Dat betekent dat een afgevaardigde van die kerk ook niet over een andere kerk mag heersen. Ook dat 10 afgevaardigden van kerken niet over een andere kerk mogen heersen. Uiteindelijk dus ook dat een synode, zijnde een vergadering van afgevaardigden, niet over een plaatselijke kerk mag heersen.

Hij noemt hier de standaardregel dat iemand niet meer bevoegdheid kan overdragen (dan wel mandateren) dan hij zelf heeft. Een plaatselijke kerk die niet over een andere kerk mag heersen kan dus nooit bij kerkorde dan wel wederkerige overeenkomst of wat dan ook een bevoegdheid via de afgevaardigden van de particuliere synode aan de afgevaardigden van de generale synode geven die erop neer zou komen dat uitvoering van besluiten aan plaatselijke kerken zou worden opgelegd. “Voor vast en bondig houden”, “als bindend aanvaarden” en “uitvoeren” (F72.4 KO GKv) is dus nooit een synodezaak, maar een bevoegdheid van de plaatselijke kerk.

De redenering van Greijdanus is volstrekt logisch en beperkt zich niet tot het kerkrecht: ook juridisch spreekt vanzelf dat iemand nooit meer kan delegeren, mandateren of volmacht geven dan hij of zij zelf aan bevoegdheid heeft. Het is ook in niet-kerkelijke organisaties een gouden regel voor baasjes met de neiging een te grote broek aan te trekken. Het KO-artikel betreffende het “niet heersen over elkaar” blijkt hier van wezenlijk kerkrechtelijk belang.

Vaststelling en aanvaarden

In dit verband moet nog worden aangestipt hoe zich dit verhoudt met art. H 86.2 KO GKv: “Wijziging van de KO kan alleen plaatsvinden door de generale synode met inachtneming van de generale regeling.” Gezien het voorgaande kan dit alleen betekenen het tekstueel wijzigen van de KO. Zeer zorgvuldig moet dan worden gelet op de vereiste eensgezindheid binnen de kerken. Het gaat immers om het wijzigen van de basis waarop de kerken zich verenigd hebben, en iedereen moet daarin mee kunnen komen. Wat dat betreft was de oude Dordtse tekst zoals die ook nog in de KO van 1978 stond, beter: “Art. 84. Al deze artikelen, die de wettige orde van de kerk betreffen, zijn in gemeenschappelijk overleg vastgesteld en in eensgezindheid aanvaard. Wanneer dit in het belang van de kerken is, behoren ze gewijzigd, aangevuld of verminderd te worden. Een kerkenraad, classis of particuliere synode mag dit echter niet doen: zij zullen zich erop toeleggen de bepalingen van deze kerkorde na te leven zolang ze niet door de generale synode zijn veranderd.”

Een treffende formulering. Scheiding tussen vaststelling en aanvaarding. Wijzen op het criterium van het belang van de kerken. Zouden we deze formulering aanleggen tegen de nieuw voorgestelde fusie-KO, dan valt deze meteen door de mand: geen eensgezindheid bij het aanvaarden; niet in het belang van de kerken, maar vanwege het belang van een andere kerkgemeenschap die we (?) er graag bij willen hebben, maar die dat niet wil op basis van de huidige KO.

Toetsing

Bij de voorgestelde fusie is nog een ander aspect van belang. Wanneer we het erover eens zijn dat het uitvoering geven aan het nog te nemen synodebesluit tot fusie een zaak van de plaatselijke kerk is, dan geldt volop het bekende artikel 31 KO oftewel F72.4 KO GKv. De synode neemt het besluit tot fusie en de kerken staan voor de vraag van de toetsing aan Schrift en KO. Over toetsing aan de Schrift zou veel te zeggen zijn, maar dat gaat het doel van dit artikel te buiten. We beperken ons tot toetsing aan de KO. De vraag rijst dan onmiddellijk: welke KO is dat?

Op grond van de huidige KO GKv is geen fusie met de NGK mogelijk, immers men stemt niet in met diverse formuleringen, waarvan de belangrijkste wel is dat het niet mogelijk is gebleken de NGK te laten uitspreken dat de “Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels een betrouwbare samenvatting zijn van de christelijke leer” (art. A1.2 KO GKv) en “de leer van de Bijbel, zoals samengevat in de belijdenisgeschriften” (art. B7 KO GKv). Dat is vreemd en het betekent dat deze fusie niet beantwoordt aan het intentiebesluit uit 2017 van de toenmalige synode: “het verlangen uit te spreken om te komen tot één kerkgemeenschap, op basis van de Schrift als woord van God, in gebondenheid aan de Gereformeerde belijdenisgeschriften en ingericht volgens de beginselen van het Gereformeerde kerkrecht”, maar dat de synode in strijd met dat besluit heeft gehandeld.

Het lijkt erop dat de schrijvers van het ‘Aanvullend Rapport 3 deputaten kerkelijke eenheid’ voor de GS Meppel 2017 geen ongelijk hadden toen ze schreven “Betekent deze benadering om het tot een ‘gezamenlijk intern’ vraagstuk te maken bijvoorbeeld dat de GKv bereid moeten zijn om zijn kerkelijke binding aan de gereformeerde belijdenis te versoepelen, ter wille van de NGK of om mee te bewegen met de vragen, die zich op het grondvlak voordoen? Impliceert deze benadering bijvoorbeeld dat de GKv bereid moet zijn om de in zijn kerkorde inmiddels vastgelegde schriftuurlijke verdraagzaamheid in te ruilen voor een andere? Of dat we de binding aan de gereformeerde belijdenis door middel van een bindingsformulier voor ouderlingen en diakenen kunnen afschaffen?”. Verrassend actueel en zeer lezenswaardig (Bron: website www.gkv.nl bij de stukken GS Meppel 2017).

Echt andere KO

Terug naar het kerkrecht: bij toetsing door de plaatselijke kerken aan de op dit moment geldende KO komt de fusie er niet: de NGK willen niet op deze basis fuseren en dus voldoet de fusie niet aan de huidige KO. Het is ook daarom dat tegelijkertijd met de fusie op 1 mei een nieuwe KO van kracht wordt geacht. Een KO die wel heel wezenlijk anders is dan de huidige. Om met de taal van mr. Bügel te spreken: de huidige wederkerige overeenkomst waarmee de plaatselijke GKv-kerken zich aan elkaar hebben verbonden wordt door de synode vervangen door een andere wederkerige overeenkomst. Niet anders op ondergeschikte punten, maar echt wezenlijk inhoudelijk anders, en wel zo anders dat zonder die aangebrachte veranderingen de fusie niet door kan gaan.

Ik mag toch aannemen dat Bügel jurist genoeg is om te beamen dat een plaatselijke kerk er zelf over gaat of zij een overeenkomst ondertekent en dat zij er zelf over gaat om wijzigingen in zo’n overeenkomst te accepteren. Hoe kan een ds. Leeftink nu met droge ogen beweren dat dit hetzelfde kerkverband is en dat er geen acceptatie-actie van een plaatselijke kerk nodig is? En hoe kan een ds. Vreugdenhil gezien de fundamentele aanpassingen zijn ongeruste gemeentelid werkelijk geruststellen met de woorden dat we toch gewoon vrijgemaakt blijven en dat alleen de naam verandert (zie zijn Twitter)?

Dat wordt dan kerkrechtelijk wel lastig, de fusie toetsen aan de KO: dat zal toch de huidige KO moeten zijn. En tegelijkertijd een nieuwe KO, die ook moet worden getoetst aan de Schrift en huidige KO.

De mogelijke redenering dat de nieuwe KO in feite al is geaccepteerd snijdt geen hout: er is een KO in eerste lezing naar de kerken gezonden. Na commentaar is een KO in tweede lezing vastgesteld die weer aan de kerken is toegezonden. Maar de mogelijkheid tot het leveren van commentaar is daarbij sterk beperkt: dat mocht alleen via de classes, en als ontmoedigingsbeleid werd genoemd dat veel punten al aan de orde waren geweest zodat het geen zin had die opnieuw in te brengen. Bekend is ook van kerken waarvan het commentaar niet door de classes werd overgenomen en dus niet bij de synode terecht kwam.

Kort en goed: van eensgezindheid (zie boven) is bepaald geen sprake. Bovendien kan de synode alleen teksten vaststellen. De aanvaarding van die teksten behoort door de plaatselijke kerken te gebeuren. De kerken hebben dus nog volledig recht en plicht tot toetsing van het synodebesluit inzake de nieuwe KO.

Vereniging samenwerking emeritering

Er is nog een heel andere stap nodig voor de fusie en dat is de harmonisatie van de pensioenvoorzieningen van predikanten. De regiegroep heeft daartoe de VSE benaderd en het bestuur weten te bewegen tot het doen van voorstellen die een dergelijke harmonisatie mogelijk maken. De GKv-kerken als leden van de vereniging VSE moeten op de geplande Algemene Ledenvergadering daarover stemmen.

Duidelijk is dat deze voorstellen niet zijn ingegeven door het belang van de vereniging, maar door de fusiewens. De kosten voor de plaatselijke kerken zijn aanzienlijk hoger dan zonder fusie. De discutabele vraag is: stel dat de besluiten worden aangenomen omdat lid-kerken de fusie met alles wat daarbij hoort zo graag willen (of: denken dat het moet van de synode en toch onontkoombaar is; of: het allemaal niet goed genoeg kunnen doorgronden, maar geen spelbreker willen zijn), kunnen dan minderheids-tegenstemmers worden gedwongen akkoord te gaan met deze hogere betalingen, zelfs wanneer de tegenstem is ontstaan door zorgvuldige raadpleging door de kerkenraad van de gemeente ingevolge art. G83.4 KO GKv? Gaat een verplichting als lid-kerk van een vereniging boven een recht uit de KO, terwijl de vereniging bekend is met die KO, omdat die zelfs in de Statuten wordt genoemd als basis voor het lidmaatschap? Had een dergelijke patstelling niet kunnen en moeten worden voorkomen door een meer zorgvuldige aanpak?

Conclusies

Ik trek enkele conclusies op grond van het bovenstaande:

  1. Een synode kan wel besluiten tot fusie, maar kan de aanvaarding niet opleggen aan de plaatselijke kerken, laat staan de bevoegdheid van de plaatselijke kerken tot uitvoering c.q. deelneming van hen overnemen.
  2. De synode is buiten haar bevoegdheden getreden door een fusie voor te stellen die niet mogelijk is binnen het huidige kerkordelijke kader, een kader waaraan de synode haar eigen bestaansrecht ontleent en tot welk kader haar bevoegdheden zich uit de aard van de zaak ook beperken.
  3. De majeure KO-wijziging is niet het gevolg van een fusie als zodanig, maar van de gelijktijdig daarmee doorgevoerde inhoudelijke veranderingen, in afwijking van wat in 2017 in het intentiebesluit in het vooruitzicht is gesteld.
  4. De kerkenraden zijn echt aan zet om in overleg met de gemeenten de besluiten inzake zowel de fusie als de nieuwe KO te toetsen naar Schrift en kerkorde. Aanvaarden ze deze niet, dan blijven de betreffende kerken gewoon vallen onder het samen aangegane huidige kerkverband met de huidige KO en zijn kerken die de nieuwe KO accepteren uit dat verband gestapt. Zij hebben immers de huidige “wederkerige overeenkomst” eenzijdig opgezegd en zelf actief vervangen door een nieuwe.
  5. Het bestuur van de VSE handelt niet in het belang van de vereniging door voorstellen te doen die worden ingegeven door een ander belang, namelijk het fusiebelang van de generale synode.