Ga naar de inhoud

Als een emeritus-predikant zich onttrekt aan de NGK

Inleiding
Onlangs heeft de Commissie Kerkelijke Adviezen (CKA) van de Nederlandse Gereformeerde Kerken een advies uitgebracht aan de NGK-kerkenraden over ‘Hoe te handelen wanneer een emeritus-predikant breekt met het kerkverband’. Daarna is nog een aanvulling geschreven als ’Onderbouwing voor het handelen van een kerkenraad wanneer een emeritus-predikant breekt met het kerkverband’. Beide adviesteksten zijn gepubliceerd op de website van de NGK.[1] We zullen deze hierna afkorten als CKA1 en CKA2.

Wanneer een advies?
Bij de meeste rechtspositionele besluiten voor predikanten, zoals bij emeritaat, ontheffing, non-actiefstelling, losmaking, schorsing en afzetting van een predikant schrijft de kerkorde van de NGK (hierna: KO2023) voor dat de kerkenraad de medewerking behoeft van de daartoe ingestelde landelijke commissie.[2] Wie vervolgens in de bij de KO2023 behorende Landelijke regelingen[3] kijkt, ziet telkens dat de kerkenraad om een advies van de CKA moet vragen. Bijvoorbeeld bij emeritering: “De kerkenraad vraagt voor emeritering het advies van de Commissie Kerkelijke Adviezen (CKA).” [4]  Bij ontheffing: “De kerkenraad vraagt over de afwikkeling van het ontheffingsverzoek advies van de landelijke Commissie Kerkelijke Adviezen (CKA).” Enz. Als voor een kerkenraadsbesluit de goedkeuring van de regionale vergadering is vereist, dient een “overzicht van de advisering door de CKA” voorgelegd te worden aan de regionale vergadering.

In de KO2023 en de Landelijke regelingen is dus een centrale adviesrol toegekend aan de CKA. Hoewel een ‘advies’ uit zijn aard in zich heeft dat het niet dwingend is, lijkt de insteek toch te zijn dat het niet goed denkbaar is dat een besluit wordt genomen zonder het instemmend oordeel van de CKA. De KO2023 spreekt van ‘medewerking’, de Landelijke regelingen stellen het advies ‘verplicht’ en het overzicht van de advisering moet ‘ter goedkeuring’ voorgelegd worden aan de regionale vergadering.[5] Hoewel dat in de KO2023 en Landelijke regelingen niet is terug te vinden, heeft de CKA daarnaast ook nog een algemene adviestaak toebedeeld gekregen. Het synodebesluit tot instelling van de CKA noemt naast de ‘verplichte adviezen’ ook nog tweemaal: “de kerken te dienen met advies over kerkrecht en kerkorde” en “in het bijzonder kerkenraden en predikanten te dienen met advies in predikantszaken”.[6] Van wie in deze gevallen het initiatief uitgaat, wordt niet vermeld.

Ook al is de CKA bij het ontwerp van de KO2023 en Landelijke regelingen een centrale rol toebedacht, toch geldt in het gereformeerde kerkrecht dat de kerkenraden zelf verantwoordelijk zijn voor te nemen besluiten. Kerkenraden zullen zich moeten houden aan de KO2023 en Landelijke regelingen. Bij leemtes zal aansluiting moeten worden gezocht bij het bredere kerkrecht of naar analogie met andere situaties.

Aanleiding voor het advies
Er zijn emeritus-predikanten die zich hebben onttrokken aan de NGK omdat zij op grond van hun kerkelijke beloftes en in geweten niet kunnen instemmen met de koers van de NGK. Zij hebben diverse keren in hun leven voor God en zijn gemeente uitgesproken trouw te blijven aan Schrift en belijdenis, zowel als kerklid als bij de (her)bevestiging van hun ambt. In het laatste geval houdt dat verband met hun bijzondere roeping van Godswege als predikant. Waar de NGK zich steeds meer van Schrift en belijdenis verwijderen, brengt hen dit in conflict met hun beloften en kunnen zij daarom overeenkomstig artikel 27-29 NGB niet langer aan de NGK verbonden zijn. Natuurlijk is dit niet maar een rationeel besluit. Na zoveel jaren ambtsdienst in de kerken is het een ingrijpende en ook aangrijpende beslissing om in geloof tot deze stap te moeten komen.

Wat zegt de KO2023?
Bij de onttrekking van een emeritus-predikant zijn een aantal zaken aan de orde.

– Allereerst de onttrekking als lid van de plaatselijke NGK, waarover C11.1 handelt. Daar staat dat bij onttrekking aan de gemeente de kerkenraad daarin berust en de beëindiging van het lidmaatschap aan de gemeente bekend maakt. Dit geldt voor elk kerklid en dus ook voor de predikant. Bij een emeritus-predikant komen daar twee elementen bij.

– Overeenkomstig B9.2 wordt de predikant bij emeritering vrijgesteld van zijn taak maar behoudt hij zijn bevoegdheid. Volgens B9.4 houdt de kerkenraad toezicht op de ambtsdienst van de emeritus-predikant. Dit is de ambtelijke, inhoudelijke, kant.

– Daarnaast stellen B6.2 en B6.3 de plaatselijke kerk verantwoordelijk voor het levensonderhoud van de predikant en zijn gezin respectievelijk voor een voorziening die levensonderhoud biedt aan de predikant bij arbeidsongeschiktheid of ouderdom, en in geval van zijn overlijden aan eventuele nabestaanden. Dit is de rechtspositionele kant.

Tussenstand
Je zou menen dat de kerkrechtelijke gevolgen van een onttrekking van een emeritus-predikant in lijn hiermee niet zo complex hoeven te zijn. (1) Allereerst maakt de kerkenraad van de gemeente waar de predikant lid was, de beëindiging daarvan aan de gemeente bekend. (2) Het ambtelijk toezicht (B9.4) van de kerkenraad die het emeritaat heeft verleend, eindigt. (3) Voor het levensonderhoud (B6.2 en B6.3) blijft tenslotte de betreffende kerk verantwoordelijk, omdat dit recht is ontstaan op grond van de uitoefening van het ambt vóór het verlenen van emeritaat, daar heeft een onttrekking geen invloed op.

Het advies van de CKA
Toch heeft de CKA gemeend een uitgebreide adviestekst te moeten schrijven (CKA1), zelfs gevolgd door een nadere onderbouwing achteraf (CKA2). Ook dit advies maakt terecht onderscheid tussen wat genoemd wordt de kerkelijke positie van een emeritus-predikant (=2) en de aspecten van het levensonderhoud (=3). Het laatste is geen punt van discussie, zodat de zaak zich toespitst op de ambtelijke status van de predikant. Wat zegt de CKA daarover?

– Volgens CKA1 kan de predikant die zich onttrekt zijn ambt binnen de NGK niet behouden. Hij verliest het echter ook niet automatisch door de onttrekking. Een ambt is niet iets dat men zelf op zich neemt of neerlegt: de kerkenraad roept tot ambtsdienst en kan als enige die roeping ongedaan maken. De toeziende kerkenraad moet daarom het ambt voor beëindigd verklaren.

– Volgens CKA1 houdt dit in dat de predikant “zijn bevoegdheid (en daarmee ook de titel ‘predikant’) verliest.” [7] En daarna: “is het goed om alle NGK-kerkenraden op de hoogte te brengen van de onttrekking en de daaruit voortvloeiende beëindiging van het ambt van de emeritus-predikant.” [8]

De CKA ziet zich vervolgens genoodzaakt op het advies terug te komen, want: “Inmiddels blijken er vragen te zijn naar de onderbouwing: waarom kan hij zijn ambt niet behouden?” [9]  In CKA2 wordt dan in antwoord hierop onder meer het volgende aangevoerd:

“Het niet meer aanvaarden (of negeren) van het ambtelijk toezicht zou reden zijn voor schorsing en afzetting van de predikant (KO art. B13.1). Maar het gezag van een kerkenraad reikt niet verder dan de kring van de kerk. De kerkenraad heeft geen bevoegdheid tot disciplinaire maatregelen ten opzichte van iemand die zich onttrokken heeft aan de gemeenschap van de kerk. Daarom adviseren wij om niet, volgens KO art. B13, de weg van schorsing en afzetting te gaan, maar te volstaan met de verklaring dat het ambt van de betrokkene beëindigd is.[10]

“Hier komt nog bij dat de ambtelijke bevoegdheid van een predikant onlosmakelijk verbonden is met het kerkverband. De bevoegdheid geldt ‘in alle Nederlandse Gereformeerde Kerken’ (KO art. B3.2) en wordt verleend onder goedkeuring van het kerkverband (KO art. B4.4). Ambtsdragers van buiten het kerkverband worden alleen als bevoegd erkend wanneer het kerkverband (landelijk of regionaal) een verwantschapsrelatie is aangegaan (landelijke regelingen bij KO E8). Wanneer dus een emeritus-predikant zich onttrekt aan het kerkverband vervalt daarmee zijn bevoegdheid, want die telt alleen dáár.” [11]

CKA2 gaat zelfs zover dat in het aangedragen model voor een kerkenraadsbesluit het excuus voor het niet-toepassen van schorsing en afzetting expliciet wordt opgenomen: “De kerkenraad kan niet disciplinair handelen ten aanzien van wie zichzelf buiten de kerk geplaatst heeft. Daarom gaat de kerkenraad niet de weg van schorsing en eventueel afzetting, maar verklaart slechts dat door de onttrekking aan de kerk het ambt van NN beëindigd is.” [12]

Onjuist en verwerpelijk advies
Het advies en de nadere ‘onderbouwing’ van de CKA zijn in de kern onjuist en in de uitwerking verwerpelijk. Wij wijzen daarvoor op de volgende punten.

(1) Het fundamentele gebrek van het advies is de horizontalistische opvatting van het ambt van predikant. In de visie van de CKA dankt de predikant zijn ambt aan de kerk: het wordt hem door de kerk verleend en ook weer door de kerk ontnomen. Punt. Maar aan de roeping door de kerk ligt toch de roeping van Godswege ten grondslag: “Christus geeft vanuit de hemel ambtsdragers aan zijn gemeente.” En: “Als de goede herder zorgt hij voortdurend voor zijn kudde en stelt hij herders aan.” [13] Het ambt komt van boven en van beneden, maar dan ook in die volgorde.[14] Wie deze cruciale notie uit de kerkorde weglaat, vervalt in de platte zienswijze van de CKA en miskent de aard van het predikantschap.[15] Hoe zuiver is de uitdrukking dat de predikant in zijn ambt wordt bevestigd. Daarmee erkent de gemeente ook de roeping van Boven. Wie dienaar is van het goddelijk Woord (VDM) en juist vanwege zijn beloofde trouw aan de Zender van dat Woord positie kiest tegen de heersende koers van een kerkverband, kan wel buiten dat kerkverband komen te staan, maar verliest daarmee niet zijn predikantschap als zodanig. Die bevoegdheid heeft een kerk niet en krijgt die ook niet op grond van een advies van de CKA.  

(2) De concrete ambtsdienst van een predikant die zich onttrekt aan de gemeenschap van de kerk eindigt helaas in die kerkgemeenschap. Zeker. Hij is geen NGK-predikant meer, maar behoudt wel de titel ‘predikant’. De CKA zal toch niet het kerkistische standpunt huldigen dat zij uitmaakt wie er wel of niet (langer) predikant zijn. CKA1 wijst op dit punt een dwaalweg en het is dan ook heel begrijpelijk dat juist over de onderbouwing hiervan vragen zijn gekomen.

(3) De beantwoording daarvan in CKA2 maakt het echter nog erger. Waar haalt de CKA de bizarre suggestie vandaan om een emeritus-predikant, die de kerken verlaat omwille van de koers van die kerken, onder opzicht en tucht te willen stellen? Er zou reden zijn voor schorsing en afzetting, ware het niet dat het gezag van de kerkenraad niet verder reikt dan de kring van de kerk.
In B13.1 KO2023 worden de schorsingsgronden vermeld. We lopen ze even na. Een predikant die zich onttrekt aan de NGK vanwege het feit dat hij zijn belofte om trouw te blijven aan Schrift en belijdenis, afgelegd in de GKv, niet meer kan verenigen met zijn lidmaatschap van de NGK, kan toch moeilijk worden beticht van het handelen in strijd met zijn ondertekening van het verbindingsformulier of van verwaarlozing of misbruik van zijn ambt. Ook van het negeren van ambtelijke waarschuwingen is niet gebleken. Blijft over “het begaan van een openbare of in ander opzicht ernstige zonde”. We mogen toch hopen dat de CKA daar niet op doelt.
Het expliciet suggereren van toepassing van de kerkelijke tucht is tegen deze achtergrond niet alleen beschamend, maar ronduit kwetsend.
Waarom (het ontbreken van) de mogelijkheid tot schorsing en afzetting dan ook nog wordt opgenomen in een model-besluittekst voor alle NGK-kerkenraden is een raadsel. Hier krijgt het advies rancuneuze trekjes. Een rectificatie en een concrete schuldbelijdenis tegenover ex-collega-predikanten zijn wel op hun plaats.

(4) Ook in ander opzicht geven CKA1 en CKA2 een verkeerde voorstelling van zaken. De GS Goes GKv 2020 heeft uitdrukkelijk uitgesproken dat een kerkenraad een predikant uit de PKN kan uitnodigen voor te gaan in de eredienst. Deze voorganger is gebonden aan de leer van de Bijbel zoals beleden in de gereformeerde belijdenissen. De kerkenraad dient hierover vooraf de gemeente te informeren en de classis/regio op de hoogte te stellen.[16] Ook in dit perspectief is het enkel wijzen door de CKA op de beëindiging van het predikantschap in de NGK eenzijdig en misplaatst.
Het is immers volgens GS Goes 2020 aan de plaatselijke kerkenraden overgelaten uit te nodigen wie zij als voorganger willen. Dat beleid is intussen alweer verruimd: de twee voorwaarden van het informeren van de gemeente en de regio gelden in de nieuwe NGK niet meer. De Landelijke regeling plaatselijk contact met andere kerken bepaalt: “Een kerkenraad kan een voorganger uit een andere kerkgemeenschap uitnodigen wanneer deze zich wil verbinden aan de leer van de Bijbel zoals die beschreven is in de belijdenisgeschriften genoemd in A2 KO”.[17] De in CKA2 genoemde beperking tot kerken met een ‘verwantschapsrelatie’ klopt gewoon niet.[18] Als Schrift en belijdenis (terecht) beslissend zijn om als predikant voor te mogen gaan in de kerkdiensten, dan is niet verklaarbaar waarom een PKN-predikant wel bevoegd is en een GKv- en/of ex-NGK- (emeritus-) predikant niet.

Tot slot
Het mag duidelijk zijn dat het CKA-advies en vooral de onderbouwing daarvan de toets der kritiek niet kunnen doorstaan. De CKA heeft klaarblijkelijk grote moeite om zich te verhouden tot die emeritus- predikanten die naar eer en geweten God meer willen gehoorzamen dan mensen. Kerkelijke tolerantie en oproepen tot verbinding en respect gaan kennelijk samen met de officieel en kerkbreed uitgeschreven suggestie van tuchtwaardigheid van broeders die de NGK niet verlaten omdat ze dwalingen omarmen of het geloof vaarwelzeggen. Het zijn broeders die alleen maar trouw willen blijven aan de belofte die zij hebben gegeven bij hun (her)bevestiging als ambtsdrager in de gereformeerde kerk.

Daarom: een onjuist en verwerpelijk advies dat kerken op het verkeerde spoor zet.

Als alternatief is bijgaand een model-besluit opgenomen voor plaatselijke kerken met een toelichting daarbij. Naar onze mening doet de inhoud daarvan recht aan de situatie, laat over en weer het respect bestaan en regelt niet meer dan nodig is.

mr. dr. Pieter Pel
mr. Dick Slump
mr. Johan Steenbergen

Bijlagen:
Model-besluit. Klik hier
Toelichting. Klik hier


[1]           Zie https://ngk.nl/veelgestelde-vragen-bij-de-kerkorde/ Voor wie op de website kijkt, is de route: ‘Over de NGK’ > ‘Bestuur en organisatie’> ‘Kerkorde en regelingen’.
[2]           Zie B9.3, B10.3, B11.2, B12.3, B13.3 en B13.5 KO2023.
[3]           Landelijke regelingen zijn uitwerkingen van de KO en worden door de synode vastgesteld en gewijzigd. Zie artikel A3.2 en A3.3 KO2023.
[4]           Zie artikel 3.1 Landelijke regeling emeritaat.
[5]           Zie artikel 3.3 Landelijke regeling emeritaat.
[6]           Acta LV/GS Zoetermeer 2022, artikel 10 Besluit 2 sub a en d.
[7]           CKA1 overweging 2.
[8]           CKA1 overweging 6.
[9]           CKA2 Intro.
[10]         CKA2 Overweging 6.
[11]         CKA2 Overweging 7.
[12]         CKA2 Modelbesluit grond 3.
[13]         GKB, Formulier bevestiging predikanten.
[14]         H.J. Selderhuis, Handboek Gereformeerd kerkrecht, 2019, p.222.
[15]         Vgl. B6.2 KO2014 GKv: ‘De gemeente ontvangt haar ambtsdragers van Christus’. Deze passage ontbreekt in B1 KO2023 NGK.
[16]         Acta GS Goes GKv 2020, artikel 85 onder F. Contact met de PKN, Besluit 4, p. 128.
[17]         Art. 3.1 Landelijke regeling plaatselijk contact met andere kerken bij E8 KO2023.
[18]         De Landelijke regeling verwantschapsrelatie regionaal bij E8 KO2023 gaat hier helemaal niet over.