Ga naar de inhoud

Als een emeritus-predikant zich onttrekt: Toelichting bij model-besluit

Hieronder wordt een korte toelichting gegeven op de formulering van het model-besluit van de NGK-kerkenraad die dient te reageren op de onttrekking van zijn emeritus-predikant.

In het model-besluit wordt uitgegaan van de Kerkorde van de Nederlandse Gereformeerde Kerken zoals geldig vanaf 1 mei 2023 (afgekort als ‘KO2023’). Dit model-besluit is in iets gewijzigde vorm (het is iets meer veralgemeniseerd) reeds toegepast in een concreet geval van onttrekking en goedgekeurd door de betreffende regio-vergadering.

Bij het formuleren van het model-besluit en het schrijven van deze toelichting is kennis genomen van het advies van de CKA (Commissie Kerkelijke Adviezen NGK) zoals gegeven op 4 oktober 2023 en de nadere onderbouwing daarvan op 7 november 2023.

Bij de onttrekking van een emeritus-predikant spelen overeenkomstig de KO een drietal aspecten een rol:

1.            De onttrekking als gemeentelid aan de plaatselijke kerk.

2.            Het vervallen van de ambtelijke band met de kerkenraad die toezicht houdt op de ambtsdienst van de predikant.

3.            Het van kracht blijven van de materiële zorgplicht voor de emeritus-predikant.

Ad 1.     Bij onttrekking aan de plaatselijke kerk regelt art. C11.1 KO2023 dat de kerkenraad hierin berust en de onttrekking aan de gemeente bekend maakt. Dit betreft de kerkenraad van de gemeente waar de emeritus-predikant kerklid is. In het model-besluit wordt aan dit aspect geen aandacht besteed, het is immers niet anders dan bij onttrekkingen door gemeenteleden.

Ad 2.     Dit speelt een rol in de gemeente waarvan de predikant emeritus-predikant is en waarvan hij zijn akte van emeritering heeft ontvangen. De kerkenraad van deze gemeente is verantwoordelijk voor onder meer het toezicht op de ambtsdienst van de emeritus-predikant zoals omschreven in art. B9.4 KO2023. Door de onttrekking is het voor deze kerkenraad niet langer mogelijk dit toezicht op de ambtsdienst te houden. De kerkenraad kan niet anders dan uit de onttrekking vaststellen dat de ambtelijke band is verbroken. Dit is tot uiting gebracht in besluit 2 van het model-besluit.

Ad 3.     De plicht tot materiële zorg voor de emeritus-predikant vloeit voort uit art. B6.3 KO2023. Het is tevens overeengekomen in de akte van emeritering bij het verlenen van emeritaat aan de predikant. Deze verplichting staat los van de onttrekking en vloeit voort uit de ambtsvervulling vóór het emeritaat. Aan deze blijvende verantwoordelijkheid wordt uitdrukking gegeven in besluit 3 van het model-besluit.

Besluit 4 bevestigt dat de akte van emeritering onverkort van kracht blijft. Het regelt verder dat VSE en rechtsopvolgers gemachtigd worden de emeritaatsuiktering rechtstreeks aan de emeritus-predikant te voldoen.

In besluit 5 is aangegeven dat de kerkenraad het besluit ter goedkeuring voorlegt aan de Regionale Vergadering. Achtergrond hiervan is dat het bij elke status-verandering van een predikant gebruikelijk is om de regionale vergadering over het voorgenomen besluit te raadplegen. Dat komt ook in KO2023 tot uiting. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid is het goed dat in dit geval eveneens te doen. Bij de ondertekening is ruimte gemaakt voor het aangeven van de instemming door de regionale vergadering.

In besluit 6 komt tot uitdrukking dat de situatie van onttrekking berust op het niet kunnen instemmen met de koers van de Nederlandse Gereformeerde Kerken. Dat is dus een heel andere reden dan onttrekking vanwege een verandering van geloofsopvatting. Dit is een constatering zonder dat de kerkenraad hierover een inhoudelijk oordeel uitspreekt.

Bovenstaande elementen zijn voldoende om in de situatie te voorzien. Al het meerdere is onnodig en kan alleen maar aanleiding geven tot bezwaar of beroep.