Ga naar de inhoud

Handreiking


Het kerkverband van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) houdt per 1 mei 2023 op te bestaan vanwege de landelijke fusie met de Nederlands Gereformeerde Kerken. De naam van het nieuwe kerkverband zal zijn: Nederlandse Gereformeerde Kerken (hierna verder: NGK).
Er zal veel veranderen vergeleken met hoe de GKv tot nu toe het kerkelijk samenleven geregeld en afgesproken hadden. Vanouds is er het verlangen om als gemeenten gezamenlijk trouw te zijn aan Gods Woord en de gereformeerde belijdenis. Datzelfde verlangen wordt ook uitgesproken voor het nieuwe kerkverband. Maar de vraag of dat met de onlangs vastgestelde nieuwe kerkorde voldoende geborgd wordt, dient naar onze mening met ‘nee’ te worden beantwoord.
Uit de manier waarop de synodes van de GKv op weg naar de fusie bij de besluiten man/vrouw en ambt zijn omgegaan met de Schrift blijkt een manier van bijbeluitleg die voor gereformeerde kerken onacceptabel zou moeten zijn. Deze vorm van omgang met de Bijbel is echter daarmee door de synode ook voor de toekomst gelegaliseerd.
Zeker in combinatie met de nieuwe kerkorde, leidt dit helaas tot de conclusie dat het nieuwe kerkverband van de NGK zo geen goede en veilige plek is om als kerken elkaar te helpen en te steunen om trouw te blijven aan Gods Woord en de gereformeerde belijdenis.
Voor een uitgebreidere toelichting en onderbouwing verwijzen we naar de bundel van de Kerngroep bezinning GKv, Het Woord in geding, Lunteren: 2022. We willen hier de overwegingen en motieven verwoorden in een negental kernpunten. Daarna volgt een aantal regelmatig gestelde vragen en de daarop te geven antwoorden.

Kernpunten

1. Kerkrecht en kerkorde. Een gezond Bijbels kerkrecht heeft de bedoeling te bevorderen dat de kerk en haar leden verbonden blijven aan Christus, de Heer van de kerk, en aan Zijn leer (Mat. 28: 19,20). Een gezond kerkrecht moet de doorgang van het evangelie bevorderen (art. 30 NGB). Dat geldt voor de plaatselijke kerken én voor het kerkverband. Het kerkrecht moet de alleenheerschappij van Christus in de gemeente en in het kerkverband dienen. Hij alleen moet het met zijn leer voor het zeggen hebben. Het kerkverband is ervoor bedoeld om als plaatselijke gemeenten elkaar te ondersteunen en om de leer van Christus te bewaren, om ernaar te leven, en om die leer te verspreiden. Kerkrecht is nodig vanwege de zonde van mensen – ook bekeerde mensen blijven zondaars (voorgangers, ambtsdragers en gemeenteleden). Kerkrechtelijke regels zijn daarom bedoeld om de weg tussen de genadige God en de zondige mens open te houden en streven naar verzoening.[1]  Kortom, een kerkorde beoogt het samenleven in eenheid van het geloof te dienen, te beschermen en te bevorderen.

2. Eenheid in waarheid. Eenheid zoeken en onderhouden met andere gereformeerde kerken is een Schriftuurlijke opdracht en van het grootste belang om ook plaatselijk een trouwe kerk van Christus te kunnen zijn en blijven. Met sterk verlangen bidt de Here Jezus Zelf zijn Vader om de eenheid van “de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt” (Joh. 17:6). Hij smeekt in zijn gebed in de nacht vooraf aan zijn lijden en sterven: “Heilige Vader, bewaar hen door uw naam, de naam die U ook aan Mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals Wij één zijn” (Joh. 17: 11). En Hij geeft daarbij ook aan wat voor het bewaren van die eenheid noodzakelijk is: “Heilig hen dan door de waarheid. Uw Woord is de waarheid” (Joh. 17: 17). Zijn apostel Paulus bindt de kerk van Efeze op het hart om “de eenheid te bewaren die de Geest u geeft” (Ef. 4: 3). Ook hij wijst als weg daarvoor: “Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toegroeien naar Hem die het hoofd is: Christus” (Ef. 4: 15).

3. Heilzame leer van Christus. Het is in Christus dat we samen één mogen zijn. Om ons aan Zich te verbinden en verbonden te houden onderwijst Hij ons zijn blijde boodschap. In die blijde boodschap geeft Hij ons de heilzame leer, sterker geeft Hij Zichzelf. Die leer is niet een taai en dogmatisch stelsel van overtuigingen, dat op de een of andere manier los van Hem staat. Nee, Christus geeft Zichzelf aan ons in het levendmakende onderwijs, waardoor de Heilige Geest het geloof en vertrouwen in ons werkt. Met die leer wijst Hij de weg waarop we Hem mogen volgen. De ‘Heer en Zijn leer’ kun je niet los van elkaar zien.

Zo heeft Jezus het zelf over ‘mijn leer’ (Joh. 7: 16,17). Mensen waren onder indruk van Zijn leer of onderricht (Mat. 7: 28). ‘Tot geloof komen’ wordt in de Bijbel ook wel ‘de leer gehoorzamen’ genoemd (Rom. 6: 17). Met dit onderwijs over Zijn Vader, over Zichzelf en over de Heilige Geest verandert Christus je hart en geeft ons léven.

Daarom moet deze leer om ‘gezondheidsredenen’ verkondigd worden. Zij wordt regelmatig de ‘gezonde en heilzame leer’ genoemd (1 Tim. 1: 10; 6: 3; Titus 2: 1). Je kunt ook zeggen: de leer die gezond máákt (Titus 1: 13). Want dwaalleer is als een kankergezwel dat zich verspreidt (2 Tim. 2: 17). Er wordt gewaarschuwd voor de tijd dat mensen deze leer niet meer verdragen, maar naar eigen verlangens leraren om zich heen verzamelen (2 Tim. 4: 3).

Het is dit onderwijs dat Jezus in handen van de apostelen geeft om daarmee de volken tot zijn discipelen te maken (Mat. 28: 18-20). Die leer van Christus hebben zij als het Woord van God verkondigd en zo de Heer zelf (1 Tess. 2: 13; Ef. 1: 13; 1 Petr. 1: 25).


4. Essentie van het kerkverband. Een plaatselijke kerk heeft een kerkverband nodig waarbinnen zij gesteund wordt om de leer te bewaren die Christus via zijn apostelen aan de kerk heeft toevertrouwd.

In het Nieuwe Testament wordt dan ook vele malen opgeroepen tot het bewaren van de goede en heilzame leer (bijv. in 1 Tim. 1: 10,11; 4: 6; 6: 1,3; 2 Tim. 4: 3; Tit. 1: 9; 2: 1,7,8,10; 1 Joh. 2: 23,24; 2 Joh.: 7-10; Judas: 3; Openb. 3: 8). Juist in de gemeenschap met medebelijders kan ‘ons gemeenschappelijk geloof’ (Tit. 1:4) worden bewaard en verdiept (Ef.3: 16-19). De kerk is van Christus. Hij vergadert, beschermt en onderhoudt Zich een gemeente. We belijden in v/a 54 HC dat Hij dit doet ‘door zijn Geest en Woord in eenheid van het ware geloof’ (Joh. 17: 21; Hand. 2: 42; Ef. 4: 3-6; 1 Tim 3: 15).

Het is deze eenheid die alle gemeenten in een kerkverband zelf hebben te bewaren en waarin zij elkaar moeten versterken en ondersteunen en waarin zij op elkaar moeten kunnen rekenen bij het weren van alles wat die eenheid bedreigt en daarmee tekortdoet aan het Woord en de eer van God. Wat Christus gebiedt aan één concrete gemeente is tegelijk bedoeld als gezagvol woord van zijn Geest voor alle gemeenten (Openb. 2: 7,11,17,29; 3: 6,13,22).


5. Zuivere Schriftuitleg. Een kerkverband behoort herkenbaar te zijn aan dezelfde kenmerken als waaraan een plaatselijke kerk herkenbaar moet zijn. De NGK voldoet niet aan wat artikel 29 NGB hierover belijdt, namelijk dat men ‘zich richt naar het zuivere Woord van God’ en ‘alles wat daarmee in strijd is verwerpt.’ In de NGK ontvangen verschillende, met elkaar strijdige opvattingen over het gezag van de Schrift en de regels voor haar uitleg, gelijke rechten.


6. Man/vrouw en ambt. Van de besluiten van de Generale Synode van Goes (2020) over man/vrouw en ambt moet gezegd worden dat die tegen Gods Woord ingaan door een manier van bijbeluitleg te hanteren die voor gereformeerde kerken onacceptabel zou moeten zijn en dat die manier van omgang met de Schrift ten onrechte wettig is verklaard. In het nieuwe kerkverband van de NGK wordt dit probleem niet opgelost.


7. Binding aan de belijdenis. De binding aan de belijdenisgeschriften is in de nieuwe kerkorde en het nieuwe verbindingsformulier van de NGK niet langer duidelijk en ondubbelzinnig geregeld.


8. Onverbondenheid. In de nieuwe kerkorde van de NGK worden belangrijke zaken die alle kerken gemeenschappelijk aangaan en de gezamenlijke gehoorzaamheid aan Gods Woord raken, niet langer gezamenlijk beslist, maar aan de vrijheid van de plaatselijke kerken overgelaten. Hierdoor ontstaat er onder andere grote rechtsongelijkheid binnen één kerkverband, bijvoorbeeld bij de toelating tot de sacramenten en de beoefening van de kerkelijke tucht. Wat op dit gebied nu al grote zorgen en verdeeldheid oplevert in de praktijk binnen de GKv, wordt in de nieuwe KO van de NGK kerkrechtelijk gelegitimeerd. Kerkelijke afspraken op basis waarvan zusterkerken elkaar nu nog kunnen aanspreken en corrigeren komen te vervallen.


9. Kenmerken van de kerk. Als gevolg van de bovenstaande punten wordt het als kerkenraad kunnen voldoen aan wat de belijdenis benoemt als de kenmerken voor de kerk van Christus, in gevaar gebracht. Artikel 29 NGB noemt er drie: “dat de kerk de zuivere prediking van het evangelie onderhoudt (Gal. 1: 8, 1 Tim. 3: 15); dat ze de zuivere bediening van de sacramenten onderhoudt, zoals Christus die heeft ingesteld (Hand. 19: 3-5, 1 Kor. 11: 20-29); dat de kerkelijke tucht geoefend wordt om de zonde te bestraffen (Mat. 18: 15-17, 1 Kor. 5: 4,5,13, 2 Tess. 3: 6-14, Tit. 3: 10).”

.

Vragen en antwoorden


1. Waarom zou je niet met een goed geweten kerk kunnen zijn met de vastgestelde nieuwe kerkorde?

Het komt op drie punten neer:
1.        Er wordt ruimte geboden voor opvattingen die het gezag van Gods Woord aantasten.
2.        De binding aan de belijdenis wordt losser gemaakt.
3.        Er wordt een ander kerkrecht ingevoerd, waardoor de eenheid van de kerken in leer en leven niet bevorderd, maar ondergraven wordt.


2. Waarop berust de bewering dat het gezag van Gods Woord niet goed gehandhaafd wordt?

Eigenlijk is wat dit betreft de wissel omgezet in de GKv door de manier waarop de ambten geopend zijn voor zusters. Daarbij is meer in geding dan de verschillende uitleg van bepaalde Bijbelteksten. Er is namelijk door de synode een methode van bijbeluitleg goedgekeurd die niet in overeenstemming is met wat we belijden over het gezag, de eenheid en de duidelijkheid van Gods Woord. Deze manier van bijbeluitleg zou onacceptabel moeten zijn in een gereformeerde kerk en het is dus een probleem dat dit juist wettig is verklaard. Zie hiervoor Het Woord in geding, hoofdstuk 1-4.

In de NGK zal naar onze verwachting via de nieuwe kerkorde deze verkeerde ontwikkeling doorzetten. Er wordt dan nog wel beleden dat de Bijbel gezag heeft als Woord van God, maar de inhoud van de Bijbel wordt in de praktijk van zijn gezag beroofd omdat iedereen er een eigen uitleg aan kan geven. Met als risico dat het gezag van de Bijbel steeds vaker vervangen wordt door een bijbeluitleg die ons het beste uitkomt.

Dit blijkt ook steeds meer in de zaken die spelen. Bijvoorbeeld in de discussies over de vraag of seksuele omgang wel gebonden is aan het huwelijk tussen man en vrouw; over het accepteren van gelijkgeslachtelijk verkeer; de evolutietheorie als manier waarop de Here alles geschapen heeft; over het ontkennen van een historische zondeval die volgde op een periode waarin mensen nog zonder zonde waren. Het levert nu al een kerkelijk leven op waarin de verschillen groeien tussen plaatselijke kerken, bijvoorbeeld bij de vraag of bepaald gedrag onbijbels is en dus om bekering vraagt.

Hiermee wordt ook de belijdenis van de kerk in feite niet méér dan een mening, waarover je met een beroep op de Bijbel binnen de kerk ook andere opvattingen mag uitdragen. Voorgangers die overtuigingen publiceren die niet met de belijdenis in overeenstemming zijn, worden ongemoeid gelaten. Bijvoorbeeld als zij vragen stellen bij een zondeval die historisch heeft plaats gevonden of als zij ervoor pleiten dat er ‘geen verwerping van eeuwigheid is’.

Bij een lossere band aan de belijdenis zullen deze schadelijke ontwikkelingen niet worden tegengegaan, maar juist de ruimte krijgen.


3. Wat zijn de bezwaren tegen de manier waarop de binding aan de belijdenis geregeld wordt?

Het nieuwe verbindingsformulier, dat dient om ambtsdragers met de belijdenis in te laten stemmen, is ernstig afgezwakt. Bovendien behoeven ouderlingen en diakenen dat voortaan ook niet meer te ondertekenen. Zie Het Woord in geding, hoofdstuk 5.

Nu wordt daartegen ingebracht dat de nieuwe kerkorde toch wel regelt dat alle ambtsdragers de belijdenis van de kerk aanvaarden. Waarom zou dat niet voldoende zijn? Maar zo duidelijk en ondubbelzinnig is het helaas niet geregeld. Er wordt bepaald in art. A2.4 KO: “De ambtsdragers houden zich in hun ambtsdienst aan de leer van de Bijbel zoals die is beschreven in de hiervoor genoemde belijdenisgeschriften.”

Anders dan tot nu toe doet een ambtsdrager daarmee geen uitspraak over zijn persoonlijke overtuiging over de vraag of de leer van de belijdenis ook echt ‘in alle delen’ overeenkomt met de leer van de Bijbel. In het nieuwe verbindingsformulier is alleen sprake van een zich houden aan de leer van de Bijbel.

De belijdenis wordt daarbij genoemd om je eigen spreken aan te ‘toetsen’, zonder dat er iets wordt bepaald over wat een ambtsdrager mag uitdragen in het geval hij na persoonlijke toetsing van mening is dat zijn van de belijdenis afwijkende opvatting wel de leer van de Bijbel is. Alle gereformeerde kerkorden die we tot nu toe kennen, regelen dat je in zo’n geval die afwijkende opvatting niet mag uitdragen, maar alleen in de kerkelijke weg aan de orde mag stellen. Deze bepalingen zijn in de nieuwe kerkorde van de NGK verdwenen. Hoe duidelijk en strikt ambtsdragers gebonden worden aan de gezamenlijke belijdenisgeschriften van de kerk, wordt dus voortaan ook al afhankelijk van hoe een plaatselijke kerk daarmee wil omgaan. Deze praktijk heeft de GKv altijd met overtuiging afgewezen.

Zelfs de artikelen in de nieuwe kerkorde die zich uitspreken over het aanvaarden van de belijdenisgeschriften door de kerk, laten in het midden of zij “een betrouwbare samenvatting van de christelijke leer vormen” (zoals de GKv-kerkorde het formuleert in art. A1.2). Van de drie kleinste en oudste belijdenisgeschriften wordt niet meer gezegd dan dat ze aanvaard worden “als oecumenisch belijden van het geloof in de drie-ene God”. Het klinkt gewichtig, maar op geen enkele manier wordt duidelijk uitgesproken in hoeverre de gehele inhoud van deze belijdenissen (die over heel wat meer gaan dan alleen het geloof in de drie-ene God) Bijbels en bindend is.

Diezelfde onduidelijkheid treft ook de drie grotere belijdenisgeschriften uit de Reformatietijd. Er wordt niet méér gezegd dan dat ze door de NGK aanvaard worden “als basis voor hun eenheid, om daarop gezamenlijk voort te bouwen” (art. A2.3 KO).

Het grote bezwaar tegen al deze formuleringen uit de nieuwe kerkorde is dat je er probleemloos mee kunt instemmen, terwijl je ondertussen toch met belangrijke onderdelen van de genoemde belijdenissen inhoudelijk niet instemt. Waarom hebben de fuserende kerken elkaar niet kunnen vinden in de veel duidelijker formulering van art. A1.2 van de GKv-kerkorde? Taalkundige modernisering kan de reden niet zijn. Die formulering stamt uit 2014!

4. Maar het gaat in de kerk toch om de leer van de bijbel en niet om die van menselijke geschriften als de belijdenissen?

De Bijbel is Gods Woord en heeft in de kerk alleen het hoogste gezag. In de kerk mag aan niets anders gebonden worden dan aan wat de Bijbel zelf zegt. En precies daarom heeft de kerk belijdenissen. Elke dwaalleer en ketterij beweert altijd zich te kunnen beroepen op de Bijbel. ‘Elke ketter heeft zijn letter’, zeiden ze vroeger. Daartegenover spreekt de kerk in haar belijdenissen duidelijk uit: nee, zo en zo spreekt de HERE in zijn Woord. En wij spreken dat na (het bijbelse woord ‘belijden’ betekent ook: nazeggen, hetzelfde zeggen). Wie hiervan afwijkt, wijkt dus van de Bijbel zelf af. Alleen de Bijbel is onfeilbaar. Maar God heeft in de Bijbel dan ook zo duidelijk gesproken dat zij door de kerk betrouwbaar kan worden begrepen en nagesproken. Daarmee krijgt de belijdenis dus wel degelijk gezag. Namelijk van de Bijbel afgeleid gezag. Wie de inhoud van de belijdenis tegenspreekt komt daarmee ook in strijd met de Bijbel zelf. De belijdenis dient juist om de kerk bij het zuivere Woord van God te bewaren en de gemeente te beschermen tegen verkondiging die daaraan niet trouw is.

Daarom hebben de gereformeerde kerken altijd afgewezen dat iemand die van mening is dat de belijdenis op een bepaald punt de Bijbel niet goed naspreekt, dat ook mag uitdragen. Persoonlijke toetsing was daarvoor nooit genoeg. Wie een afwijkende opvatting heeft, moet die ter beoordeling aan de kerken zelf voorleggen. Dus via zijn kerkenraad eventueel tot aan de synode. Het zijn alleen de kerken samen die op grond van de Bijbel beslissen mogen of een belijdenisgeschrift verbetering behoeft.


5. Maar is het niet teveel gevraagd om van alle ambtsdragers instemming met de belijdenissen van de kerk te vragen? Ze kennen en begrijpen die toch lang niet allemaal door en door?

Nee, er wordt van de ambtsdragers niet te veel gevraagd door hen met de hele belijdenis te laten instemmen. Zij verklaren er niet mee dat ze alle theologische en historische achtergronden van alle formuleringen van de belijdenis kennen en doorgronden. Ze stemmen in met de beleden leer. Daarin zijn zij in de kerk, als het goed is, van jongs af onderwezen. Via catechese en catechismusprediking.
Het is beslist niet te veel gevraagd dat ambtsdragers de inhoud van de belijdenis kennen en ervan blijven kennisnemen. Het zijn juist de ouderlingen die de opdracht hebben gekregen om te waken over de kudde en om anderen met heilzaam onderricht te bemoedigen (Hand. 20: 25-31; Ef. 4: 11-16; Titus 1: 9). Zij zijn daarom ook verantwoordelijk voor de verkondiging en moeten daarop toezien. Hoe moeten zij dat doen, wanneer ze niet de leer van de Bijbel, nagesproken in de belijdenis, goed kennen?

Als iets schadelijk is voor de kerk, dan is het wanneer een kerk wel de leer van de Bijbel mooi op papier heeft staan, maar het in de praktijk dood papier blijkt omdat de belijdenis in het kerkelijke leven en het kerkelijk onderwijs niet meer functioneert. Daarom is het meer dan zorgelijk dat de catechismusprediking in een toenemend aantal GKv-kerken niet meer bestaat. Of wanneer de belijdenis in de catechese geen rol van betekenis meer speelt. In de nieuwe kerkorde van de NGK wordt niet geprobeerd deze ontwikkeling te keren, maar wordt erin berust door de kerkelijke afspraken te schrappen over de twee diensten op zondag waarvan er als regel één leerdienst is. De belijdenis van de kerk kan alleen goed functioneren om de kerkmensen bij de gezonde, Bijbelse leer te bewaren, wanneer de inhoud ervan gekend en van harte mee-beleden wordt.


6. Wat is nieuw aan het kerkrecht van de nieuwe kerkorde? En waarom is dit niet acceptabel?

Het gaat daarbij om het veranderen van duidelijke bepalingen over het gezag van Gods Woord, de binding aan de belijdenis, het toezicht op de christelijke leer, individuele plaatselijke vrijheid i.p.v. gezamenlijke geloofseenheid, over de plaats van het huwelijk, over de toegang tot het avondmaal, om rechtsongelijkheid tussen kerken (zoals diakenen wel en niet bij de kerkenraad); enz. Terwijl er in 2017 een gereformeerde kerkorde was beloofd, is er nu op veel punten iets anders uit gekomen. Zie hiervoor ook Het Woord in geding, hoofdstuk 6.

Al sinds de vorming van de gereformeerde kerken in de 16e eeuw is gestreefd naar een goede balans tussen aan de ene kant de vrijheid en zelfstandigheid van de plaatselijke kerk en aan de andere kant de zaken die de kerken samen horen af te spreken en regelen. Er moet niet onnodig veel landelijk geregeld worden. Maar wel moet je die dingen samen doen en beslissen die je als gemeente alleen niet goed aankunt of die de eenheid in de gehoorzaamheid aan Gods Woord raken.

Het nieuwe kerkrecht van de NGK komt erop neer dat de balans helemaal doorslaat naar de plaatselijke kerk. Niet alleen bij praktische zaken, waarbij de leer of de geboden van Gods Woord niet in geding zijn. Maar ook bij principiële zaken waarbij dat wel het geval is (zie het overzicht naar trends). Zo ontstaat er onverbondenheid ten aanzien van bijbels-principiële normen en hun toepassing.

7. Maar niet elke kerk hoeft toch precies hetzelfde te zijn?
Nee, maar dat is het punt ook niet. Variatie tussen plaatselijke kerken, bijvoorbeeld op het gebied van liturgie, hoeft de eenheid niet aan te tasten van het samen als kerken willen buigen voor Gods Woord. Maar wanneer er verschil optreedt in wie tot de ambten worden toegelaten en tot het avondmaal en bij de vraag of een bepaalde manier van leven als zonde beoordeeld en bestraft moet worden, dan is Gods Woord wel in het geding. Het mag toch niet zo zijn dat je binnen één kerkverband, waar samen beleden wordt dat je je in alles wil richten naar Gods Woord, in de ene plaats vanwege een bepaalde zonde van het avondmaal wordt afgehouden, terwijl in een volgende plaats dat niet gebeurt omdat men daar oordeelt dat het niet om zonde zou gaan en je de Bijbel heel anders moet lezen.

Je mag van kerken in één kerkverband verwachten dat ze dezelfde overtuiging hebben over het gezag van Gods Woord en de regels voor de uitleg ervan. En dus ook over hoe kerkenraden hebben te oordelen en te handelen in bepaalde situaties waarin anders wordt geleerd of geleefd dan de kerken samen als overtuiging delen op grond van Gods Woord. En dat bij meningsverschillen daarover de kerken samen tot een nieuwe gezamenlijke eenheid en aanpak behoren te komen. Ook om rechtsongelijkheid tussen de ene en de andere gemeente te voorkomen. Want rechtsongelijkheid is de kerk van Christus onwaardig.

Echter, door middel van de nieuwe kerkorde zal de NGK een kerkverband zijn waar voor dit alles juist wel ruimte wordt geboden. Het levert een kerkelijk leven op waarbij binnen één kerkverband de drie kenmerken die artikel 29 NGB noemt rechtstreeks in geding komen. Er wordt aan kerken uit hetzelfde kerkverband ten aanzien van de sacramenten en de tuchtoefening uiteenlopende en aan elkaar tegengestelde opvattingen en praktijken toegestaan. Is dat mogelijk terwijl je samen in datzelfde artikel belijdt dat kerken van Christus zich willen richten naar Gods Woord en alles verwerpen wat daarmee in strijd is? Is Gods Woord zo onduidelijk en voor meerdere uitleg vatbaar dat dit moet kunnen binnen één kerk?

Hiermee wordt ruimte gegeven aan wat Petrus waarschuwend noemt ‘eigenmachtige uitleg’ van de profetie van de Schrift. En dat is volgens hem in strijd met het geloof dat de bijbelschrijvers altijd gedreven werden door de Heilige Geest (2 Petr. 1: 20,21).


8. Maar het gaat toch in GKv nu soms al zo? Nu al zijn er kerkenraden die kinderen tot het
avondmaal toelaten. Nu al laten sommige kerkenraden homoseksueel en ook heteroseksueel samenlevende broeders en zusters toe tot de openbare belijdenis van hun geloof en het avondmaal. Nu al zijn er kerkenraden die zich bereid hebben verklaard een homohuwelijk in te zegenen. Nu al zijn er voorgangers die dingen schrijven die met Schrift en belijdenis niet in overeenstemming zijn. Nu al verdwijnen op steeds meer plaatsen de tweede kerkdiensten op zondag. Dus wat brengt de nieuwe kerkorde voor de NGK eigenlijk voor nieuws, dat we nu opeens niet meer mee zouden kunnen?

Helaas valt niet te ontkennen dat deze dingen inderdaad in toenemende mate al gebeuren. Dat is een zorgelijke en verdrietige situatie die niet zo zou mogen blijven en die om bekering vraagt. Maar het grote verschil is dat er nu nog een kerkorde en kerkelijke afspraken in de GKv zijn waarmee je elkaar op deze ontwikkelingen kunt aanspreken omdat ze er niet mee kloppen.

Echter zullen de afspraken waar je je nu nog op kunt beroepen om elkaar op aan te spreken en mee te vermanen, verdwijnen in de nieuwe KO. Daar krijgt iedere kerk alle ruimte om deze dingen plaatselijk te beslissen. Wat nu nog in de GKv onwettig is, krijgt in de NGK wettige ruimte. Iedere kerk mag in dit soort dingen de Bijbel uitleggen naar eigen goeddunken.


9. Maar binnen de NGK krijg je toch alle ruimte om het plaatselijk zo te blijven doen als je al deed? Je kunt je eigen toelatingsbeleid voor de sacramenten vaststellen, tweede diensten (als leerdiensten) blijven beleggen, blijven opkomen voor geslachtsgemeenschap slechts binnen het huwelijk van man en vrouw, zelfs het oude bindingsformulier blijven gebruiken en dat voor al je ambtsdragers, indien de regio ermee instemt, etc. etc.?

Je bent als plaatselijke kerk verbonden met andere kerken in een kerkverband om samen sterk te staan in je geloven en belijden. Je hebt elkaar nodig om elkaar bij Gods Woord te houden, om elkaar te beschermen tegen de dwaalleer van je eigen tijd, om met elkaar een antwoord te vinden op de vragen van je eigen tijd, om elkaar bij te staan vanuit Gods Woord bij tuchtoefening en in het vaststellen van de Schriftuurlijke normen daarvoor. Je hebt elkaar nodig om bekwame, betrouwbare predikanten te kunnen opleiden aan een Schriftgetrouwe opleiding enzovoorts. Daarvoor is eenheid en eendracht tussen alle kerken in zo’n kerkverband een basisvoorwaarde.

Het zou dan ook enorm te denken moeten geven dat het kennelijk nodig is om je plaatselijk met eigen regels en afspraken te beschermen tegen invloeden en afwijkende opvattingen binnen je kerkverband. En om daarom van datzelfde kerkverband toestemming te vragen of je een uitzonderingspositie mag innemen.

En ook dat je als kerkenraad aan je verhuizende leden attestaties moet meegeven voor aanmelding bij een andere kerk uit je kerkverband waarmee je op principiële punten van leer, leven en kerkelijke praktijk verschilt. Of dat je een attestatie van een binnenkomend lid niet zonder meer kunt aanvaarden. En evenmin leden van andere kerken uit je kerkverband tot het avondmaal kunt toelaten op het enkele getuigenis van hun kerkenraad, omdat ze wel in hun eigen gemeente zijn toegelaten, maar hier zouden worden afgehouden of niet toegelaten tot het doen van openbare geloofsbelijdenis. Of dat je voortaan niet zonder meer alle predikanten uit je kerkverband kunt laten voorgaan, omdat je niet bij voorbaat weet dat ze zich echt gebonden hebben aan de belijdenis van de kerk en geen opvattingen huldigen en uitdragen over het gezag van de Bijbel waar je het als kerkenraad en gemeente niet mee eens bent.

Dit alles zou niet alleen een onnoemelijke hoeveelheid meer werk met zich meebrengen voor kerkenraden en individuele ouderlingen, die nu al een behoorlijke belasting kennen. Het zou hen ook in een onwerkbare situatie brengen. Ook met het oog hierop is een goed en gezond kerkverband van levensbelang.

Dit klemt nog extra nu in de nieuwe kerkorde voor de NGK alle kerkelijke afspraken vervallen zullen zijn die nu nog bestaan rond het respecteren van vastgestelde kerkelijke grenzen. Elk kerklid staat het straks vrij zich desgewenst als lid te voegen bij een andere NGK-kerk, die andere regels en principes hanteert. Dit zogenaamde ‘perforeren van kerkgrenzen’ is tot nu toe altijd door de gereformeerde kerken afgekeurd (zie art. C42.3 KO GKv). Straks is het zonder meer toegestaan.
Daarom is aansluiting zoeken bij een echt gereformeerd kerkverband sterk aan te bevelen en ook geboden in plaats van een eigen eiland te organiseren binnen de NGK, terwijl ondertussen de ongereformeerde invloeden ervan op de gemeente doorgaan en steeds weer weerstaan moeten worden door de kerkenraad met eigen regels en besluiten.


10. Maar is er op deze manier geen sprake van scheurmaking?

Jazeker, erg en verdrietig genoeg! Maar dat verwijt moet niet gemaakt worden aan het adres van een gemeente en gemeenteleden die qua Schrift en belijdenis en kerkrecht gewoon in het gereformeerde spoor verder willen. Maar aan een kerkverband dat en een gemeente die op dit punt principieel de bakens verzet en van de aangesloten kerken verwacht dat ze daarin meegaan, ook al hebben ze er niet om gevraagd en het ook nooit op deze manier gewild. De verstoring van de geloofsgemeenschap begint wanneer er tweedracht wordt gezaaid over wat men mag en moet geloven (Rom. 16: 17).

Deze verandering van de basis voor gereformeerd samenleven in een kerkverband moet worden afgekeurd en weerstaan. Wij willen juist de eenheid met andere gereformeerde kerken blijven zoeken en onderhouden op dezelfde basis. Vanuit de overtuiging dat voor plaatselijke kerken en een landelijk kerkverband dezelfde kenmerken horen te gelden die onze belijdenis op grond van de Bijbel noemt.

Een belangrijk signaal is in dit opzicht afgegeven door de zusterkerken van de GKv uit het buitenland. De GKv mogen niet langer meer deel uit maken van de ICRC (International Council of Reformed Churches), een verband van gereformeerde kerken over de hele wereld. Van deze ICRC waren de GKv indertijd één van de oprichters, nu zijn ze uitgesloten vanwege de omgang met de Bijbel bij de synodebesluiten over man/vrouw en ambt.

Kerngroep bezinning GKv


[1]       H.J. Selderhuis, Handboek Gereformeerd Kerkrecht, Heerenveen: Uitgeverij Groen, 2019, p. 26.