Ga naar de inhoud

door mr. dr. Pieter Pel

Het besluitvormingsproces ontspoort

2 – maart – 2023
Door de synode (GS) van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en de landelijke vergadering (LV) van de Nederlands Gereformeerde Kerken is aangekondigd om per 1 mei 2023 te komen tot een nieuw gezamenlijk kerkverband, de Nederlandse Gereformeerde Kerken. Het fusieproces wordt geleid door de Regiegroep Hereniging (Regiegroep). Voor de kerkrechtelijke kant is er de Werkgroep Toekomstige Kerkorde (WTK).

Over de fusie wordt uiteenlopend geoordeeld. Een kerk-brede blijde beweging is niet waarneembaar. Daar zijn meerdere redenen voor aan te wijzen. Een daarvan is dat het hele fusieproces zich voltrekt in een top-down structuur, op afstand geregisseerd door een kleine kring van ingewijden op en rond de synode (GS en LV). De geestdrift op het ‘grondvlak’ is beperkt. Wie wel interesse heeft, komt terecht in een digitale wirwar van rapporten, besluiten, regelingen en teksten. Dat moedigt de betrokkenheid natuurlijk ook niet aan.

Recent is op 13 januari 2023 de nieuwe Kerkorde voor de fusiekerk in tweede lezing vastgesteld door de LV/GS 2022. De vrijgegeven tekst bevat nog wel een “disclaimer” met enkele voorbehouden. Daarna is op 1 februari 2023 onder verantwoordelijkheid van de Regiegroep een Handreiking verschenen voor de plaatselijke uitwerking van de landelijke hereniging. In de Handreiking krijgen plaatselijke kerken te horen “wat er op hun bordje ligt, over welke praktische zaken zij beslissingen moeten nemen en actie ondernemen”.

De synodale instructies bereiken nu dus in het eindstadium de kerken zelf. Daarbij rijzen er kerkelijk en kerkrechtelijk nogal wat vragen over de fusie, de rechtsgevolgen daarvan, de taken en bevoegdheden in de plaatselijke kerken, enz. Over die concrete vragen gaat het in deze bijdrage.

1.     Fusiebesluit?

Allereerst is er de vraag wat het fusiebesluit nu eigenlijk precies inhoudt. Een zoektocht daarnaar in de besluiten van de synode is tevergeefs. Het fusiebesluit blijkt er nog niet te zijn. Hoe zit dat?

Op 11 november 2017 besloot de gezamenlijke GS/LV:[1]

“het verlangen uit te spreken om te komen tot één kerkgemeenschap, op basis van de Schrift als woord van God, in gebondenheid aan de Gereformeerde belijdenisgeschriften en ingericht volgens de beginselen van het Gereformeerde kerkrecht.”

In de toelichting is te lezen “dat we nu nog niet besluiten tot eenwording. Dat zou het mandaat dat we kregen vanuit de kerken overschrijden. Het gezamenlijke verlangen leggen we terug bij de kerken. Een volgende GS/LV zal over verdergaande voorstellen kunnen spreken.”

Op de volgende GKv-synode van Goes 2020 worden ingediende revisieverzoeken over de kerkelijke eenheid met de NGK afgewezen. Daarna neemt de synode een ‘koersbesluit’ om:[2]

“voort te gaan op de weg naar de vorming van één kerkgemeenschap met de Nederlands Gereformeerde Kerken; en dit als uitgangspunt te nemen voor alle overige besluiten van deze generale synode.”

Na de synodeonderbreking wegens corona wordt door de GS en de LV de nieuwe naam van de fusiekerken vastgesteld.[3] Er volgt dan een besluit over de “tijdlijn en bijbehorende stappen richting de vorming van één kerkverband per 1 maart 2023”.[4] Evenwel wordt die datum niet gehaald, omdat er voor het harmoniseren van de pensioenvoorzieningen meer tijd nodig blijkt te zijn. Er wordt daarna afgesproken dat de datum van vereniging 1 mei 2023 zal zijn.[5]

Het verdere pad naar eenwording wordt geschetst in het rapport van de Regiegroep aan de GS/LV Zoetermeer 2022. Daar staat:[6] 

“Rond de hereniging zijn twee data van belang: 1 mei 2023, wanneer de ‘bestuurlijke’ eenwording plaatsvindt en 1 januari 2024, de datum waarop de ‘administratieve’ eenwording wordt gerealiseerd (…). 1 mei 2023 is de belangrijkste datum. Dan gaat de nieuwe kerkorde gelden voor alle kerken, zonder onderscheid. Dan zijn we echt één kerkgemeenschap. Daarom zullen de vieringen van de hereniging rondom die datum plaatsvinden. 1 januari is de datum waarop administratief en boekhoudkundig de dingen samenkomen.”

De Regiegroep wijst erop dat er naast de GS en LV ook nog andere vergaderingen besluiten moeten nemen over de al genoemde pensioenvoorziening van de nieuwe kerkgemeenschap. “Zodra deze knoop is doorgehakt, komen GS en LV nog eenmaal bij elkaar om hun besluiten definitief te maken, God te danken voor de geschonken eenwording en met eer aan God te vieren dat de kerken vanaf nu als één gemeenschap verder kunnen gaan.”, aldus de regietekst.[7]

In lijn hiermee lezen we nu in de Handreiking:[8]

“Het uiteindelijke formele besluit tot eenwording zal DV door de GKv-Generale Synode en NGK-Landelijke Vergadering in april 2023 worden genomen nadat ook de overeenstemming over emeritaatsvoorziening is vastgelegd. Vanaf 1 mei 2023 gaan de oude NGK- en GKv-kerkverbanden dan op in het nieuwe verband van de Nederlandse Gereformeerde Kerken en krijgt de nieuwe Kerkorde geldigheid.”

Kortom: een fusiebesluit is nog niet genomen. De besluittekst staat dus nog niet vast. Er is zelfs nog geen ontwerp-tekst vrijgegeven. Er is voor gekozen om het basisbesluit tot het laatst te bewaren. Dat is uit oogpunt van regelgeving ongebruikelijk en tast de beoordelingsruimte van de plaatselijke kerken aan.

2.     Fusie: landelijk en plaatselijk?

Gevoed door deze onduidelijkheid en in het licht van de gestelde fusiedatum, rijst de vraag wat de fusie nu eigenlijk inhoudt voor de plaatselijke kerken. De diverse teksten bieden ook hierover echter geen expliciete beschouwing.

Regiegroep en GS/LV lijken steeds uit te gaan van een fusie van de kerkverbanden als zodanig, dus van de beide ‘koepels’. In het startbesluit van 2017 is sprake van het verlangen om te komen tot “één kerkgemeenschap”, dat is een bewust gekozen algemene aanduiding.[9] Het bijbehorende besluit tot instelling van de Regiegroep spreekt van “het proces van hereniging” en “de eenwording”. Dit wordt niet nader omschreven.[10] Het is kennelijk in de verdere aanpak bijna vanzelfsprekend dat het gaat om eenheid op landelijk niveau tussen beide kerkverbanden. Het kerkverband GKv en het kerkverband NGK eindigen en er ontstaat het nieuwe kerkverband Nederlandse Gereformeerde Kerken. Over plaatselijke fusie hebben we het niet; dat is een zaak van de plaatselijke kerken zelf; daar gaan wij niet over, zo lijkt de boodschap te zijn.

           Dit beeld wordt nu bevestigd in de recente Handreiking, want daar lezen we onder de kop “Veranderingen voor plaatselijke kerken” onder meer:[11]

“Vanaf 1 mei 2023 gaan de oude NGK- en GKv-kerkverbanden op in het nieuwe verband van de Nederlandse Gereformeerde Kerken en krijgt de nieuwe Kerkorde geldigheid. (…)
Deze handreiking laat zien welke gevolgen de administratieve eenwording heeft voor de plaatselijke kerk en welke actie zij moet ondernemen. Hoe wordt een GKv of NGK bij de landelijke hereniging een plaatselijke Nederlandse Gereformeerde Kerk? (…)
Een plaatselijke kerk blijft gewoon een plaatselijke kerk. Wat verandert is het kerkverband waartoe zij behoort. Die verandering van kerkverband brengt een aantal vooral administratieve wijzigingen met zich mee die geregeld moeten worden.”

De voorstelling is dus dat de fusie ziet op een samengaan van de kerkverbanden op landelijk niveau en dat die verandering plaatselijk leidt tot een aantal vooral administratieve wijzigingen die geregeld moeten worden.

Samengevat: de beide kerkverbanden van GKv en NGK eindigen en gaan over in een ander, nieuw gezamenlijk kerkverband. Plaatselijke GKv-kerken en NGK-kerken worden in de voorstelling van de Regiegroep automatisch onderdeel van dat nieuwe kerkverband: “Wat verandert is het kerkverband waartoe zij behoren.” Als er in plaats A een GKv-gemeente en een NGK-gemeente is, blijven die beide na de fusie plaatselijke zelfstandige gemeenten. Als er in plaats B twee zelfstandige plaatselijke GKv-gemeenten zijn, blijven die na de fusie ook twee zelfstandige gemeenten, enz. Maar zij horen wel allemaal, volgens de Handleiding, bij de nieuwe fusiekerk.

3.     Nieuwe kerkorde

De voorstelling van de fusie als een vooral administratieve aangelegenheid voor de plaatselijke kerken geeft een geheel onjuist beeld van de werkelijke transitie. Er komt immers vanwege de landelijke fusie een nieuwe kerkorde met uitvoeringsregels, die op allerlei punten ingrijpende wijzigingen inhouden voor het kerkelijk leven in de plaatselijke kerken. Denk aan de veranderingen ten aanzien van de belijdenis, de ambten, de samenstelling van de kerkenraad, het bindingsformulier, het toezicht op leer en leven, de toegang tot het avondmaal, andere samenlevingsvormen dan het huwelijk, de verschuiving van landelijke saamhorigheid naar individuele plaatselijke vrijheid, enz.

Op die koerswijzigingen kan ik hier nu niet verder inhoudelijk ingaan.[12] Maar het is overduidelijk dat de kerkorde niet maar een regeling is voor het landelijk kerkverband (‘de koepels’), maar juist en in hoofdzaak is gericht op het kerkelijk leven in de plaatselijke kerken. Verreweg de meeste bepalingen in de KO gaan over het kerkelijk leven in de gemeente. En dat geldt zowel voor de bestaande als voor de nieuwe kerkorde. De fusie leidt dus tot een nieuwe kerkorde met tal van wijzigingen die van toepassing zijn in de plaatselijke kerken.

4.     Plaatselijke regeling

Dat de fusie de plaatselijke kerken inhoudelijk en bestuurlijk raakt, blijkt ook uit de Handreiking zelf. Die eist overeenstemming van de plaatselijke regeling met de landelijke KO. De plaatselijke regeling is, anders dan de naam doet vermoeden, niet een regeling die alles voor de plaatselijke kerk regelt. Verreweg de meeste zaken voor de plaatselijke kerk staan in de KO. De plaatselijke regeling bevat in de praktijk vooral een verkiezingsregeling voor ambtsdragers, een regeling van de werkzaamheden en taakverdeling in de gemeente (kerkenraad, diaconie, enz.) en dergelijke. De Handreiking verlangt aanpassing van die plaatselijke regeling aan de nieuwe KO:[13] 

“De nieuwe Kerkorde (KO art. B2) gaat ervan uit dat elke kerkenraad een plaatselijke regeling vaststelt. Veel gemeentes kennen al zo'n regeling. Het is belangrijk om voor 1 mei 2023 na te gaan of alles in deze plaatselijke regeling past bij de nieuwe kerkorde. De twee documenten moeten niet met elkaar in strijd zijn. Er zijn twee onderwerpen waarvan de nieuwe KO voorschrijft dat de kerkenraad die vastlegt in de lokale regeling: wat de naam van de kerk is en of de diakenen deel uitmaken van de kerkenraad.”

Vooral het laatste punt is belangrijk voor de kerken: de nieuwe KO voert een keuzemogelijkheid in waarbij de diakenen al dan niet bij de kerkenraad worden gerekend. Terwijl de bestaande KO een heldere regeling heeft die ouderlingen en diakenen ieder een eigen taakveld en verantwoordelijkheid in de gemeente toekent, met overleg tussen kerkenraad en diaconie waar nodig, haalt de nieuwe kerkorde alles door elkaar en creëert daarmee bovendien rechtsongelijkheid tussen plaatselijke kerken: in de ene gemeente bestaat de kerkenraad uit ouderlingen en predikant; in de andere gemeente horen de diakenen ook bij de kerkenraad. 

Ook op een ander punt geeft de Handreiking zelf aan dat de nieuwe kerkorde gevolgen heeft voor de plaatselijke kerken, namelijk voor ‘het toezicht’, dat is de nieuwe naam in plaats van de kerkelijke tucht:[14]  

“Het betreft hoofdstuk D: ‘Het toezicht’. De meeste kerken hebben daar geen eigen regeling voor; ze volgden tot op heden eenvoudig de kerkorde of het AKS. Dat mag zo blijven, als u dan nu maar de nieuwe kerkorde volgt. Want die is op een aantal belangrijke punten echt afwijkend ten opzichte van wat we gewend waren.”

Conclusie: de fusie leidt niet alleen tot een nieuwe kerkorde, waarbij allerlei zaken voor de plaatselijke kerken inhoudelijk veranderen, maar ook tot wijzigingen van de plaatselijke regeling in de kerken. Daarbij is met name de verhouding kerkenraad – diaconie in geding en moeten de verantwoordelijkheden en bevoegdheden plaatselijk worden vastgelegd in overeenstemming met de nieuwe KO.

5.     Blinde vlek: waar is de gemeente?

Een meer en meer gehoorde volgende vraag is: waar is de gemeente eigenlijk in dit verhaal? Het korte antwoord luidt: die komt er niet in voor. Aan het eind van het fusietraject komt nu om vijf voor twaalf de plaatselijke kerk in beeld, die te horen krijgt wat er daar moet worden geregeld. En graag een beetje opschieten, want: “Over sommige zaken moet al snel beslist worden.”[15] De instructies van de Regiegroep lijken gericht te zijn aan de kerkenraden, want de positie van de gemeenteleden wordt ook in de Handreiking niet benoemd. Het geeft blijk van het typische bestuurdersmodel dat is losgezongen van de eigenlijke doelgroep.[16] Paradoxaal genoeg zijn de gemeenteleden de grote afwezigen in de hele kerkelijke transitie. Daarom is aandacht voor hun kerkelijke rechten dringend gewenst.

5.1   Voorstelling Regiegroep

De Regiegroep gaat er klaarblijkelijk van uit dat de landelijke fusie automatisch leidt tot een overgang van de plaatselijke kerken van het oude GKv-kerkverband naar het nieuwe fusie-kerkverband. De kerken hoeven voor die overgang niets te doen. Door het besluit van de synode (GS/LV) tot fusie van de kerkverbanden gaan de plaatselijke kerken vanzelf over en behoren zij tot het nieuwe kerkverband. Aldus de Handreiking.[17] Dit is om meerdere redenen niet juist.

5.2   Uitgangspunten: landelijk

Volgens gereformeerd kerkrecht zijn de plaatselijke kerken zelfstandige kerken. Zij zijn op vrijwillige basis toegetreden tot het landelijke kerkverband. Het landelijke kerkverband (synode) kan een plaatselijke kerk niet zonder haar eigen bewilliging zomaar overhevelen naar een ander landelijk kerkverband. Die bevoegdheid is de synode niet gegeven, niet in de kerkorde en ook niet in een andere regeling of besluit. De bevoegdheid van de synode om te besluiten tot fusie van de kerkverbanden (‘koepels’) gaat niet zover dat zij voor individuele plaatselijke kerken kan beslissen om daarin mee te gaan. Dat moeten die plaatselijke kerken echt zelf beslissen. En dat is ook goed: het legt de verantwoordelijkheid terug waar zij hoort, niet bij de top maar op het grondvlak van de gemeenten zelf, bij de kerkenraden en gemeenteleden. Een synode die de vrijheid van de plaatselijke kerken voorstaat, zal het hier zeker mee eens zijn.

5.3   Uitgangspunten: plaatselijk

Voor de plaatselijke kerken bevat de geldende kerkorde van de GKv tenminste drie duidelijke voorschriften (rechten c.q. plichten) die hier aan de orde zijn:[18]

a.     de toetsing van synodebesluiten:

“F72.4 Als een kerkenraad van oordeel is dat een besluit van de generale synode in strijd is met het Woord van God of de kerkorde en hij om die reden dat besluit niet kan uitvoeren, is hij gehouden tot het instellen van revisie volgens art. F81, met kennisgeving aan de classis.”

b.     raadpleging van de gemeenteleden:

“B29.4 De kerkenraad rekent met de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenteleden en raadpleegt de gemeente met het oog op de hoofdzaken van zijn beleid.”

c.      instemming van de gemeenteleden:

“G83.4 Bij beslissingen met verstrekkende financiële gevolgen vraagt de kerkenraad vooraf de instemming van de gemeente.”

Hoe verhouden deze uitgangspunten zich tot de kerkelijke zaken die nu aan de orde zijn?

5.4   Nieuwe kerkorde

De te volgen procedure voor de vaststelling van de nieuwe kerkorde is op voorstel van de Regiegroep[19] in maart 2020 door de GS aangenomen.[20] Er is sprake geweest van een vaststelling in eerste lezing door de GS/LV, daarna beraadslaging door de classes/regio’s en vervolgens vaststelling in tweede lezing door GS/LV. Gemeenteleden komen in dit ‘bestuurlijke’ vaststellingstraject niet voor.

           Dat wil niet zeggen dat gemeenteleden ook verder volledig gepasseerd kunnen worden, zoals de Handreiking stilzwijgend doet. De nieuwe KO is immers veruit de belangrijkste regeling voor het plaatselijk kerkelijk leven van de gemeenteleden. Wat ontbreekt is dat na het bestuurlijk traject een gemeentelijk traject volgt. Nadat de KO door de synode is vastgesteld, heeft immers iedere kerkenraad de taak en de plicht om na te gaan of hij tot aanvaarding van de KO voor de gemeente kan overgaan. Het gaat hier om de uitvoering van het toetsingsrecht volgens het aloude principe van artikel 31 KO: een besluit van de synode is bindend, tenzij sprake is van strijd met Gods Woord of de kerkorde.[21] Iedere kerkenraad heeft in samenspraak met de gemeente te beoordelen of de nieuwe KO inhoudelijk aanvaardbaar is of niet. Dat kan leiden tot afwijzing, aanvaarding of revisie (artikel F81.2 KO).[22]

           Artikel B29.4 KO verplicht de kerkenraad, wat eigenlijk geestelijk gezien ook vanzelf spreekt, over deze hoofdzaak van beleid de gemeente te raadplegen. De nieuwe fusie-KO 2023 kent een vergelijkbare bepaling in artikel F3.1:[23]

“F3.1 De kerkenraad raadpleegt de gemeente over de hoofdzaken van zijn beleid en voor besluiten met verstrekkende gevolgen.”

Kortom: de kerkenraad dient dus zeker de gemeente te raadplegen en samen met de gemeente onder ogen te zien of zich een of meer van de genoemde toetsingsgronden voordoen die meebrengen dat de nieuwe KO niet kan worden uitgevoerd.

5.5   Fusie

Hetzelfde geldt ook voor de fusie als zodanig. Hier wreekt zich dat het formele fusiebesluit nog niet is genomen. Maar in ieder geval zal plaatselijk door de kerkenraad in samenspraak met de gemeente beslist moeten worden over toetreding tot de fusiekerk of niet. Het gaat immers zonder meer over een ‘hoofdzaak van beleid’ zoals artikel B29.4 KO dat noemt. Zonder een plaatselijk toetredingsbesluit maakt een plaatselijke kerk geen deel uit van het nieuwe kerkverband.

5.6   Plaatselijke regeling

Zoals hiervoor al is toegelicht, dient de plaatselijke regeling in elke gemeente te worden vervangen. Ook dit is een zaak van direct belang voor de gemeenteleden. Denk naast de principiële en praktische vragen over de verhouding van kerkenraad-diaconie ook aan de regels voor de verkiezing/benoeming van ambtsdragers in het algemeen, enz. Dit raakt direct de deelneming van de gemeenteleden aan het plaatselijk kerkelijk leven. Raadpleging van de gemeente is dan ook overeenkomstig artikel B29.4 KO een must.

5.7   Financiële gevolgen fusie

De kerkelijke fusie heeft belangrijke financiële gevolgen voor de plaatselijke gemeenten als het gaat om de emeritaats- c.q. pensioenvoorziening. Dit is een ingewikkelde materie, maar de “eenvoudige uitleg pensioenharmonisatie GKv-NGK” in de Handreiking is hierover zonneklaar:[24]  

“Als NGK en GKv straks één kerkverband vormen, moet er één pensioenstelsel voor alle predikanten zijn. Dat is een wettelijke verplichting. De NGK-kerken zijn sinds 2009 bij het pensioenfonds PFZW aangesloten, en daar zullen vanaf 2027 ook alle ex-GKv predikanten hun pensioen gaan opbouwen voor de jaren die komen. De pensioenrechten die ze tot dat moment opgebouwd hebben blijven achter bij de VSE.
Dit betekent een flinke verandering voor de GKv-kerken. Het pensioenfonds geeft ons gelukkig wel de tijd om daar naartoe te werken. Vanaf 2027 gaat elke kerk voor haar predikant de pensioenpremie aan PFZW betalen.
De pensioenopbouw bij PFZW is voor de GKv duurder dan het systeem van VSE. Voor de GKv-kerken samen kost het ongeveer € 1,1 miljoen per jaar extra. Dat is ‘de prijs van de hereniging’. Zónder de hereniging met de NGK hadden de GKv-kerken die overstap naar PFZW voorlopig niet gemaakt (wanneer het potje van VSE eenmaal goed gevuld is, zou het VSE-systeem nog jarenlang een goede en goedkopere vorm van pensioenvoorziening geweest zijn).”

Kort gezegd: de GKv stappen vanwege de fusie over van hun huidige eigen emeritaatsvoorziening bij VSE naar deelname aan een pensioenstelsel bij het pensioenfonds PFZW. Dat kost € 1,1 miljoen extra per jaar. Elke plaatselijke kerk krijgt daarvoor letterlijk de rekening gepresenteerd die de komende jaren moet worden afbetaald. De officiële besluitvorming is nog niet afgerond. Een vergadering van VSE is aangekondigd voor april 2023. Het behoeft geen betoog dat de kerkenraad hiervoor vooraf de instemming van de gemeente nodig heeft volgens artikel G83.4 KO.

5.8   Gehoord de gemeente?

Op alle genoemde onderdelen is dus raadpleging respectievelijk voorafgaande instemming van de gemeenteleden nodig. In een kerkgemeenschap die haar leden en haar eigen kerkrecht serieus neemt, is het voorbijgaan hieraan onbestaanbaar. Plaatselijke besluitvorming is geen sluitpost. Wie zegt dat de gemeente het hart is van de kerkelijke gemeenschap en wie streeft naar de geestelijke betrokkenheid van de gemeenteleden, zal met hen graag een goede inhoudelijke gedachtewisseling organiseren.

6.     Plaatselijke besluitvorming

Als de plaatselijke raadpleging, instemming en besluitvorming uitblijft, zoals op veel plekken het geval blijkt te zijn, is de besluitvorming incompleet en ongeldig. Hetzelfde geldt als kerkenraden zich ervan af maken en de gemeente niet de informatie en tijd bieden die voor een goede beoordeling nodig is. Willen we de betrokkenheid van kerkleden verhogen, dan is een eerste eis dat zij weer serieus genomen worden. Kerkelijke vergaderingen dienen zich natuurlijk ook gewoon te houden aan de eigen kerkorde. Zij moeten niet heersen, maar dienen. Dat is de gouden standaard van het gereformeerd kerkrecht.

Naleving van de KO is niet alleen een kerkelijke eis, maar ook een juridische eis. Kerken worden geregeerd door hun eigen statuut, aldus artikel 2:2 lid 2 BW. Dat geeft de kerken ruimte voor hun eigen inrichting. Het legt de kerkelijke vergaderingen tegelijk ook de rechtsplicht op zich aan de eigen inrichting te houden. Zij kunnen niet naar believen omgaan met de eigen orde, maar dienen zich wettelijk aan hun eigen statuut te houden. Wie het in de kerk nog niet geleerd heeft, komt er via de wet achter dat de positie van de zwakkere wordt beschermd. Heel concreet: raadpleging van de gemeenteleden is een essentieel voorschrift, zeker in het licht van een procedure waarin iedere inbreng voor hen heeft ontbroken. Instemming van de gemeenteleden is een harde voorwaarde voor de rechtsgeldigheid van besluiten met verstrekkende financiële gevolgen.

7.     Tijdpad

Dat brengt tot slot bij gestelde vragen over uitstel van plaatselijke besluiten. Die mogelijkheid is er zeker en de noodzaak ook.

Ten eerste is de late en incomplete informatieverschaffing door de Regiegroep niet aan de kerkenraden, laat staan aan de gemeenteleden te verwijten.

Ten tweede dient de plaatselijke behandeling en besluitvorming in alle zorgvuldigheid te kunnen worden uitgevoerd, gezien het belang van de zaken. Raadpleging en instemming zijn geen schertsvertoningen, maar fundamentele rechten van de gemeente. Er staat bij de fusie en de daaraan gekoppelde nieuwe kerkorde inhoudelijk veel op het spel. Maar ook financieel. € 1.1 miljoen per jaar extra voor een op zichzelf niet noodzakelijke overgang naar een pensioenfonds, is dat verantwoord?

In de derde plaats zijn zowel het landelijk fusiebesluit als het voorgenomen financiële besluit nog niet eens beschikbaar voor de kerken. Het plaatselijke besluitvormingsproces van kerkenraden met gemeenteleden kan zo niet worden uitgevoerd.

FAQ | Veel gestelde vragen

1.        Vraag: Waar kan ik het fusiebesluit vinden?
Antwoord: Dat is er niet. In 2017 is een intentiebesluit genomen. In 2020 een koersbesluit. Maar de tekst van het eigenlijke fusiebesluit is nog niet beschikbaar.

2.        Vraag: Wie gaan er nu eigenlijk fuseren?
Antwoord: De beide landelijke ‘koepels’, de kerkverbanden van GKv en NGK. Zij houden op te bestaan en gaan samen verder in een nieuw kerkverband: de Nederlandse Gereformeerde Kerken.

3.        Vraag: Waarom komt er een nieuwe kerkorde?
Antwoord: Het nieuwe kerkverband heeft een eigen nieuwe kerkorde nodig. Maar daarbij worden ook allerlei inhoudelijke veranderingen ingevoerd, die afbreuk doen aan het confessioneel-gereformeerde karakter van de kerkorde.

4.        Vraag: Gaan de plaatselijke kerken ook fuseren?
Antwoord: Nee. De plaatselijke kerken blijven zelfstandige kerken. Maar volgens de synode (Regiegroep) gaan zij automatisch bij het nieuwe kerkverband horen.

5.        Vraag: Horen de kerken niet automatisch bij het nieuwe kerkverband?
Antwoord: Nee. De synode is niet bevoegd om de plaatselijke kerken zomaar over te zetten in een nieuw kerkverband. Daarover kunnen de plaatselijke kerken alleen zelf beslissen.

6.        Vraag: Waarover moeten de plaatselijke kerken dan precies beslissen?
Antwoord: Over tenminste 4 dingen:
           1e     Over de fusie en of zij willen toetreden tot het nieuwe kerkverband.
           2e     Over de inhoud van de nieuwe kerkorde.
           3e     Over veranderingen in de plaatselijke regeling.
           4e     Over de financiële gevolgen van de fusie.

7.        Vraag: Hoe gaat dat met de besluitvorming dan plaatselijk?
Antwoord: Volgens de gereformeerde kerkorde moeten de plaatselijke kerkenraden altijd eerst toetsen of de synodebesluiten niet in strijd zijn met de Bijbel en het gereformeerde kerkrecht. Dat is stap 1.

8.        Vraag: En dan verder?
Antwoord: Daarna moeten de kerkenraden beoordelen of zij met hun gemeente willen toetreden tot het nieuwe kerkverband van de fusiekerk en over de andere genoemde punten. Dat is stap 2.

9.        Vraag: Beslissen de kerkenraden dat helemaal zelfstandig, los van de gemeente?
Antwoord: Beslist niet. De kerkenraden moeten zich juist afvragen wat in overeenstemming met de Bijbel is en goed voor de gemeente is. Dat moeten zij doen in nauw overleg met de gemeenteleden. Zij moeten niet heersen, maar dienen.

10.      Vraag: Zijn de kerkenraden hier al mee bezig?
Antwoord: Het lijkt erop dat maar enkele kerkenraden dit hebben opgepakt. Dat komt ook doordat de synode (Regiegroep) heeft gezegd dat het bijna allemaal vanzelf gaat. Dat is niet juist. De kerkenraden kunnen en horen zich er niet vanaf te maken. Het gaat juist om belangrijke dingen voor de gemeente. 

11.      Vraag: Hoe ziet een goed overleg met de gemeente eruit?
Antwoord: Natuurlijk moeten de kerkenraad en gemeenteleden eerst allebei over de juiste informatie beschikken. Daarover gaat de kerkenraad dan met de gemeente in gesprek. Bij besluiten met belangrijke financiële gevolgen, zoals in dit geval, moeten de gemeenteleden echt instemmen met een besluit dat de kerkenraad wil nemen.

12.      Vraag: Zijn er aan de fusie grote kosten verbonden?
Antwoord: Ja. Vanwege de fusie gaan de predikanten van de GKv over naar een ander pensioenfonds. Dat alleen al kost € 1.1 miljoen extra per jaar. Dat kun je dus zeker een belangrijk financieel besluit noemen.

13.      Vraag: Wat zijn de gevolgen als de besluiten niet volgens de kerkorde gaan?
Antwoord: Dan zijn ze ongeldig. Net als overal moet je je aan de regels houden. Als bijvoorbeeld de instemming van de gemeenteleden niet wordt nageleefd, dan is er geen geldige basis voor de extra financiële pensioenkosten.

14.      Vraag: Hoe kunnen we meer informatie krijgen over al deze dingen?
Antwoord: Voor de inhoudelijke veranderingen in de kerk en de nieuwe kerkorde kun je terecht in het boek Het Woord in geding. Dat kun je bestellen via de website www.bezinninggkv.nl  Eventuele vragen kun je verder stellen via de mail: info@bezinninggkv.nl


 

Noten bij het artikel:

[1]           Artikel 75 Acta GS Meppel 2017.
[2]          Artikel 100 Acta GS Goes 2020 (8 februari 2020).
[3]          Artikel 121 Acta GS Goes 2020 (25 september 2021).
[4]         Artikel 108 Acta GS Goes 2020 (30 oktober 2021).
[5]          In een overleg van VSE, NGA, GMO en RG. Zie Rapport Regiegroep aan GS/LV Zoetermeer 2022, p.6 (23 augustus 2022).
[6]         Rapport Regiegroep aan GS/LV Zoetermeer 2022 (23 augustus 2022), p.34.
[7]         Rapport Regiegroep aan GS/LV Zoetermeer 2022, p.34.
[8]        Handreiking Regiegroep (1 februari 2023), p.5.
[9]         Artikel 75 Acta GS Meppel 2017 (11 november 2017), toelichting.
[10]          Artikel 75 Acta GS Meppel 2017, besluit 2.
[11]         Handreiking Regiegroep, p.5.
[12]         Zie daarvoor o.a. de hoofdstukken van B. van Egmond, Binding aan Schrift en belijdenis? en D.A.C. Slump, Veranderingen in het kerkrecht anno 2023, in: P.T. Pel en H.J. Room (red.), Het Woord in geding, Lunteren: Kerngroep bezinning GKv, 2022, p.115-133 resp. p.145-163.
[13]        Handreiking Regiegroep, p.7.
[14]        Handreiking Regiegroep, p.24.
[15]         Introductie Regiegroep op website: onderwegnaar1kerk.nl/kerken-werk-aan-winkel.
[16]        Zie daarover ook J. Wesseling, De regie bij een fusie, in: Nader Bekeken, jrg.29, nr.11 (november 2022), p.366-374.
[17]       Handreiking Regiegroep, p.5. Zie noot 11.
[18]       Kerkorde GKv 2014.
[19]        Rapport Regiegroep aan GS Goes 2020 en LV Zeewolde 2019 (27 november 2019), bijlage 10 (p.88-89).
[20]         Artikel 113 Acta GS Goes 2020 (7 maart 2020).
[21]        Zie daarover Pieter Pel, Artikel 31 DKO in rechtstheologisch perspectief. Hernieuwde kennismaking met een kerkelijke kernbepaling, in: Klaas-Willem de Jong en Leon van den Broeke (red.), Vast en vluchtig. Kerkrecht in de traditie van Emden 1571, Kampen: Summum 2021, p. 237-272. 
[22]       Vgl. artikel 11 Acta GS Meppel 2017 Besluit 7 en de toelichting daarbij in Acta, p.24. Na vaststelling van de KO 2014 kondigden drie kerken een voorgenomen revisie aan m.b.t. artikel F72 KO 2014. In overleg met deputaten kerkrecht is een tekstuele wijziging voorgesteld, waarop is afgezien van revisie.
[23]       Nieuw artikel F.3.1 KO 2023 (tweede lezing 13 januari 2023).
[24]       Handreiking Regiegroep, Bijlage C, p.22-23.