door prof. dr. H.J. Selderhuis 23 september 2023
Inleiding
Waar bent u voor gekomen? Als het goed is voor een antwoord op de twee vragen die mij gesteld zijn:
- ‘Allereerst de vraag naar de normatieve betekenis van een gereformeerde kerkorde. Ligt er een verband met de Schrift en de belijdenis? Welke is dat? Of gaat het vooral om het vastleggen van gegroeide praktijken en spelregels voor de kerkelijke organisatie. Uiteraard denken we hierbij aan de verschuivingen in de nieuwe KO 2023 van de gefuseerde Nederlandse Gereformeerde Kerken.’
- ‘In de tweede plaats speelt de vraag naar de aard van het kerkverband en de binding van de plaatselijke kerken aan de vastgestelde kerkorde? Kunnen, mogen en/of moeten we elkaar daaraan houden? Zo ja, hoe gaat dat dan in de praktijk? We zien dat zowel in de nieuwe NGK maar ook in de CGK nadrukkelijk de verhouding tussen de plaatselijke kerken en het kerkverband onder spanning staat.’
Of bent u gekomen om bevestiging van uw eigen opvattingen te krijgen? Dat bent u niet als u gereformeerd wilt zijn. Gereformeerd zijn betekent immers:
– Norm is alleen de Schrift en niet de traditie
– Wij zijn van: reformata semper reformanda – steeds weer hervormen
– Wij zijn van een Calvijns kerkmodel: dat wil zeggen vaste bestanddelen in flexibele omgang en variabele vorm.
Ik kom hier aan het einde op terug en neem u nu eerst mee op een korte reis door de beginselen van het gereformeerd kerkrecht. Onderweg zult u mijn antwoord op de bovengenoemde vragen horen.
Cruciaal: God van vrede
Centrale tekst in het gereformeerde kerkrecht is 1 Korinthe 14:33, waar gezegd wordt dat God een God van vrede is en niet van wanorde. Tegenover wanorde wordt dus niet orde gesteld maar vrede. Wanorde heerst in de gemeente van Korinthe en wordt zichtbaar als de gemeente samenkomt en ieder meent iets te mogen zeggen en de een zichzelf geestelijker vindt dan de ander. Daarachter liggen zonden die volgens de apostel onder andere bestaan in gebrek aan liefde en zelfverloochening, onverdraagzaamheid, zelfzucht en eigengereidheid. Er ontstaat wanorde als mensen die zich aan deze zonden schuldig maken in de kerkdienst samenkomen. Opvallend echter is dat de apostel dan niet zegt dat God een God van orde is, maar een God van vrede. Het gaat er dus maar niet om dat het in de samenkomst ordelijk verloopt maar dat de vrede van God aan de orde komt.
Niet orde maar vrede is het doel; daarvoor gebruikt de apostel het Griekse woord eirene en dat woord staat gelijk aan wat het Oude Testament shalom noemt. Dat is het woord dat de hogepriester spreekt als op de Grote Verzoendag het offer gebracht is en de verzoening een feit is. Vrede is niet de afwezigheid van oorlog maar de aanwezigheid van God. De hogepriester wijst met het woord shalom op de herstelde relatie tussen een zondig volk en de heilige God. En die relatie wordt hersteld als vrucht van de verzoening. Shalom is ook het woord dat de Heiland spreekt na Zijn opstanding. Door Zijn verzoenend werk aan het kruis is de relatie met God hersteld. Daarom spreek ik over cruciaal: het gaat om de boodschap van Christus en die gekruisigd. Vrede op aarde is er niet als de wapens zwijgen, maar als de God van genade spreekt. Daarom is ook de boodschap van de kerk: laat u met God verzoenen. Wie niet de vrede met God vindt, blijft onder Zijn oordeel. Daarom spreekt de Schrift ook over de bediening der verzoening. In de verkondiging wordt die verzoening aangeprezen en worden mensen opgeroepen zich met God te laten verzoenen en in die verzoende relatie te leven; want dan is er vrede met God. Niet verzoening is het doel, maar leven in de herstelde relatie met God; daartoe is verzoening het middel. Echter, als er wanorde in de kerk is, stoort dat de vrede van God. God wil vrede met mensen en laat daarom verzoening verkondigen, maar wanorde in de kerk belemmert dat. Om die reden wil God dat alles wat in de kerk gedaan wordt ‘op een gepaste wijze en in goede orde’ (1 Kor. 14:40) gebeurt.
Voor het kerkrecht betekent dit dat het fundamentele doel van een kerkorde is dat Gods boodschap van vrede bij de mensen komt en dat het leven in de shalom met God beschermd en bevorderd wordt. God zoekt vrede met mensen en laat daarom Zijn boodschap van verzoening verkondigen. Een kerkorde moet wanorde tegengaan, niet omdat God wil dat het ordelijk toegaat maar omdat God vrede wil. In de kerk moet het ordelijk toegaan om te zorgen dat mensen niet verloren gaan maar in de vrede met God komen. God wil naar mensen toe en de kerkorde moet de weg vrijhouden, omdat mensen en hun zonden die weg permanent dreigen te blokkeren, zoals in Korinthe gebeurde. Dat God niet een God van wanorde maar van vrede is, legt op de kerk de claim te zorgen dat de dingen goed geregeld zijn en dat die regels ook gehouden worden. Als dat niet gebeurt, komt Gods vredewens en het eeuwig heil van mensen op het spel te staan. Maar de claim is dan ook dat de regels niet zo omvangrijk en ingewikkeld zijn dat Gods vrede de weg kwijtraakt.
Doel
Zoals elke organisatie heeft ook een kerk regels nodig om goed te kunnen functioneren. Dat geldt voor een plaatselijke gemeente, maar geldt ook als je als meerdere plaatselijke gemeenten gezamenlijk dingen wilt regelen. Dat immers is de basis van een kerkverband: individuele kerken besluiten op bepaalde punten samen te werken omdat je sommige dingen gewoon beter samen kunt doen dan alleen. Basis van zo´n samenwerking is dan het gemeenschappelijk uitgangspunt namelijk dat je samen kerk wilt zijn op grond van de Bijbel en in gebondenheid aan de gereformeerde belijdenis. De regels voor die samenwerking hebben we als zelfstandige gemeenten met elkaar afgesproken en we hebben ook afgesproken dat we ons daar aan zullen houden. Het gaat om afspraken die met gezamenlijk goedvinden ook weer veranderd kunnen worden. Kerkrecht en kerkorde zitten dus heel simpel in elkaar.
Hoofddoel is echter dat de weg van het Woord vrij blijft en dat voor zondaren de gemeenschap met Christus tot stand kan komen, versterkt en uitgebreid kan worden. Dat maakt de kerk tot een heel bijzondere organisatie en de kerkorde tot een heel bijzondere bundel afspraken. Bij elke verandering, toevoeging of afschaffing moet dan ook de vraag zijn: dient dit besluit de eer van God, het behoud van mensen en het welzijn van de kerk? De kerk is namelijk niet van ons en al helemaal niet van mij. De kerk is van Christus. Hij heeft het voor het zeggen en dat moet in elke kerkordelijke regel zichtbaar worden.
Kerkorde en belijdenis
De Bijbel kent geen kerkverband, maar beschrijft wel hoe plaatselijke nieuwtestamentische gemeenten elkaar ondersteunen. Het kerkverband is dan ook niets anders dan een georganiseerde vorm van ondersteuning. Die wederzijdse ondersteuning kan financieel maar ook geestelijk zijn. Zo kunnen gemeenten elkaar helpen de leer te bewaren en te verspreiden. Het kerkverband dient er ook toe gezamenlijk aan te pakken wat een plaatselijke gemeente alleen niet voor elkaar krijgt, zoals de opleiding tot predikant of grotere projecten van zending of hulpverlening. De basis voor het kerkverband is een gezamenlijke overtuiging over de leer van de kerk. Als er op dat punt verschil van mening is, ontstaan al snel fundamentele discussies, bijvoorbeeld over wat de boodschap van de preek bij zending en evangelisatie moet zijn. De grondslag van een kerkverband is eenheid in de leer en een gezamenlijk belang die leer te verspreiden, te verdedigen en vorm te geven. Calvijn legt in dit verband de relatie tussen ordo en doctrina. Orde moet er niet zijn omdat het er in de kerk netjes aan toe hoort te gaan, maar orde dient de leer, waarbij te bedenken is dat bij Calvijn de leer altijd inclusief het leven is. Een kerkorde dient het juiste leven met God, en om dat goed te doen heb je elkaar als kerken nodig.
Uitgangspunt is wel steeds dat de kerk plaatselijk is en dat de Schrift geen enkele kerk verplicht lid van een kerkverband te zijn. Maar geestelijke eenheid brengt wel bij de plicht en roeping elkaar te dienen. Plaatselijke kerken treden vrijwillig tot een kerkverband toe en stemmen door toetreding met de bestaande regels in. Toetreding betekent in het gereformeerde kerkrecht ook dat een gemeente vrijwillig een deel van haar zelfstandigheid afstaat doordat ze instemt met de regel dat besluiten die bij meerderheid genomen worden ook door de minderheid geaccepteerd worden. Daarbij is het volgens gereformeerd kerkrecht wel de afspraak dat de kerken elkaar zo veel mogelijk vrijheid laten en elkaar alleen in wezenlijke zaken binden. Het gezag van een kerkenraad over de gemeente is daarom van geheel andere aard dan die van het kerkverband over een gemeente. Zeggenschap van zogeheten meerdere vergaderingen, dat wil zeggen vergaderingen van meer dan één kerk, berusten op onderlinge afspraak, maar het gezag van de kerkenraad over de gemeente berust op de opdracht en bevoegdheid die Christus hem gegeven heeft. Ik neem in dit verband het kerkverband waar ik deel van uitmaak als voorbeeld. Al het bovenstaande wil zeggen dat niemand verplicht is CGK te zijn – hoewel ik geen reden kan bedenken waarom iemand niet CGK zou willen zijn – maar als je het wilt zijn, houd je je aan de afspraken ook als die jou niet altijd passen. En als je het wilt zijn accepteer je ook die ander, ook al past die misschien niet zo bij jou.
Flexibel
De vraag blijft of er geen bepalingen zijn die te remmend werken en of de structuur van de kerk nog wel slagvaardig genoeg is. Nu nam de kerk van de Reformatie radicaal afscheid van het kerkrecht van Rome dat niet alleen gekenmerkt werd door hiërarchie maar ook door een berg onoverzichtelijke wetten en regels die het kerk-zijn meer in de weg stonden dan dienden. Nadat Luther in 1520 gewoon die hele kerkorde letterlijk in brand stak, was het voor onze traditie vooral Calvijn die zei dat je in de kerk toch wel iets geregeld moet hebben om wanorde te voorkomen. De reformatorische kerk in Nederland pakte dit op en maakte een nieuwe en zeer beknopte kerkorde die zich tussen 1571 (Emden) en Dordrecht (1618/19) ontwikkelde tot een helder en goedwerkend middel.
Beginsel was wel steeds dat wat we als kerken met elkaar afspreken voor ieder van ons geldt, maar ook dat elk onderdeel van de kerkorde veranderd kan worden als we erachter komen dat het beter kan als het anders gaat. Onze kerkorde is dus in principe flexibel en veranderbaar en elk kerklid en elke kerkenraad heeft de mogelijkheid, het recht en zelfs de plicht voorstellen voor verbetering te doen. Onze afspraak was en is, dat als ik een regel tegenkom waar ik moeite mee heb, ik die regel niet laat voor wat die is maar dat ik mijn moeite aan de orde stel. Ons beginsel was en is trouwens ook steeds geweest dat ik mij openstel voor voorstellen van broeders en zusters. Voorstellen die weliswaar zorgen voor verandering maar die wel een verbetering zijn. Dat immers is reformatorisch: steeds hervormen om de kerk levend en bij het Woord te houden. Nu klinkt dat allemaal mooi en het is ook mooi maar we zijn hier wel in een vicieuze cirkel aangekomen. Want als ik een voorstel heb, moet dat via kerkenraad, classis, particuliere synode naar de generale synode en dat kan dus jaren duren. Kan dat niet sneller? Zeker wel, maar dan moet je de procedure veranderen. En dat kan via een voorstel via kerkenraad, classis, particuliere synode en generale synode……Als we onze principiële flexibiliteit en veranderbaarheid serieus nemen, zouden we als kerken ook een structuur moeten hebben waardoor we alerter en effectiever kunnen handelen. En zo´n structuur is best te bedenken. Tegelijk heeft het ook voordelen als dingen niet te snel veranderd kunnen worden. Het geeft tijd van bezinning en voorkomt dat de kerk zich door de tijd laat opjagen.
Oplossingen
De kerkorde kan veranderd worden en moet ook steeds veranderd worden. De Bijbelse beginselen veranderen niet, maar de wijze waarop deze in de kerk vorm krijgen kunnen en mogen wel veranderen. Dat is noodzakelijk omdat de kerk midden in de samenleving staat en te maken krijgt met alles wat daar gebeurt. Daarmee ben ik ook bij een van de redenen waarom de kerkorde in sommige opzichten niet lichter maar zwaarder moet worden. De regels die we in de kerk hanteren mogen niet illegaal zijn want het kan niet zo zijn dat de kerk zich niet aan de wet houdt, ook al zijn er situaties geweest – en kunnen die er komen – waarin dat noodzakelijk was. In de huidige situatie in Nederland houdt de kerk zich aan de wet en als de wet regels maakt voor bijvoorbeeld privacy heeft de kerk zich daaraan te houden. Dat betekent dat we als kerk extra regels moeten opstellen voor de omgang met adresgegevens, het noemen van namen in kerkelijke stukken, het noemen van namen bij afkondigingen in kerkdiensten die via internet worden uitgezonden. Nieuwe wetgeving op gebied van huwelijk en echtscheiding kan de kerk bijvoorbeeld noodzaken uitvoeriger te beschrijven wat zij onder een huwelijk verstaat en hoe om te gaan met gemeenteleden die met een echtscheiding te maken krijgen. Belastingwetgeving en ontwikkelingen op gebied van arbeidsrecht zijn andere terreinen waar de kerk mee te maken heeft en als er daar iets veranderd moeten we als kerken misschien wel onze kerkorde aanpassen en uitbreiden. Kortom, je kunt wel een lichtere kerkorde willen maar het kan ook zijn dat een kerk die in de wereld geloofwaardig wil overkomen juist een steeds zwaardere kerkorde nodig heeft.
Het verlangen naar een lichtere kerkorde heeft – zo vermoed ik – echter meer te maken met andere thema´s. Afspraken over liturgie, kanselruil, plaats, omvang en functie van de kerkenraad, bediening van de sacramenten, en vragen over de tucht zijn meer de thema´s die volgens sommigen aan herziening toe zijn. En daarachter de vraag of wij gezamenlijk niet teveel hebben afgesproken, dat wil zeggen of we elkaar niet teveel gebonden hebben. Nu hoor ik die vraag nog wel eens maar als ik vraag naar concrete voorbeelden wordt het nogal eens stil. Ook de vraag of je je als gemeente echt zo strak aan de regels moet houden is wat vreemd omdat het gaat om regels waar je zelf mee ingestemd hebt. Bovendien snapt ieder wel dat het in elke organisatie misgaat als mensen binnen die organisatie zich naar eigen believen wel of niet aan de regels houden. De gemeente Zwartewaterland kan ook de maximale snelheid binnen haar gebied niet zelfstandig verhogen met als argument dat het belang van haar bewoners gaat boven het landelijk belang. Of ja, dat kan wel, maar dan moet je nationaal de verhouding lokaal en nationaal veranderen. Laat ik het kerkelijk zeggen: hoe geloofwaardig ben je als kerkenraad als je een synodaal besluit over ‘vrouw en ambt’ naast je neerlegt maar wel een beroep doet op synodale afspraken als je gemeente financiële steun nodig heeft of je predikant ziek wordt.
Is alles in de kerkorde even belangrijk?
In de kerkorde staat veel wat gezamenlijk is afgesproken maar er staat ook veel niet. Wat er niet staat is doorgaans niet per ongeluk vergeten maar bewust weggelaten. Basis voor het gereformeerde kerkrecht is namelijk dat gemeenten zelfstandig zijn en dat we elkaar alleen binden op wezenlijke zaken. En er zijn ook zaken die niet wezenlijk zijn. In artikel 85 van de kerkorde worden dat ´middelmatige dingen´ genoemd. Nu gaat dat artikel over buitenlandse kerken en de boodschap is dat als ze de dingen daar anders doen dan wij, dat geen reden is ze te veroordelen. Een beetje een raar artikel, vind ik, want in de eerste plaats is het zo logisch dat je niet doet wat daar staat dat je dat in een kerkorde niet hoeft op te nemen, en in de tweede plaats klinkt het vreemd dat de gedachte zelfs maar op kan komen om buitenlandse kerken te veroordelen omdat ze sommige dingen anders doen. Waarom zouden wij daar iets van moeten vinden en dat dan ook nog gezamenlijk vast moeten leggen? En bovendien, binnenlands veroordelen we elkaar al zoveel over deze dingen dat je aan het buitenland helemaal niet meer toe komt.
Middelmatige dingen zijn dingen die er eigenlijk niet toe doen. Bij de doop drie keer water sprenkelen of een keer? Maakt niets uit. Bij het votum aan het begin van de dienst één hand, twee handen of geen enkele hand opheffen? Maakt niets uit. Gebed onderaan de preekstoel of juist op de preekstoel achter de Bijbel? Maakt niets uit. Het is ´middelmatig´. Die term is ook ´raar´ want middelmatig is wel degelijk een beoordeling en dat was juist niet de bedoeling. Maar goed, die dingen maken niets uit omdat de Bijbel er niets over zegt. Dan gaan we er dus elkaar ook niets op vast pinnen. Of toch wel? Zijn ´middelmatig´ dingen wel zo ´middelmatig´? In de kerkgeschiedenis was er in de gemeenten juist veel gedoe over dingen die er niet toe deden, want de ene groep zei. `Maakt niets uit en dus doen we het wel´ en de andere groep zei `Maakt niets uit en dus doen we het niet´. En vervolgens heb je gedoe over dingen die er eigenlijk niet toe doen.
Wat niet ´middelmatig´ is, betreft hetgeen je in een kerkorde vastlegt en waar je elkaar dus aan bindt. Maar daarom moeten we als kerken wel voortdurend alert zijn dat we ´middelmatige dingen´ niet tot halszaken gaan maken of anderzijds met wezenlijke dingen omgaat alsof ze er niet toe doen. Tweede dienst, zingen, kleding van ambtsdragers, catechisatie, kerkverband. Wat deze dingen betreft, wordt tegenwoordig nogal snel geroepen ´dat het daar toch niet om gaat´. Als we beseffen dat de kerk niet van ons maar van Christus is, worden verschillende heiligverklaarde gebruiken een stuk minder wezenlijk, maar blijken ook veel dingen helemaal niet middelmatig te zijn maar van het hoogste, en zelfs van eeuwig belang. Als de kerk ´een middelmatig ding´ was, had Christus niet aan het kruis gehoeven om haar te redden.
De realiteit van de zonde
Kerkrecht leeft van de zonde en van de genade. Wat dat eerste betreft is de belijdenis dat mensen van nature zondig – dat wil zeggen: niet op God maar op zichzelf gericht – essentieel voor het kerkrecht. Wat buiten de kerk geldt, geldt zeker in de kerk: regels en toezicht op het houden daarvan zijn nodig omdat mensen zich er van nature niet aan houden. Dat geldt voor verkeersregels en dat geldt ook voor de regels die het verkeer tussen God en mensen regelen. Voor het gereformeerde kerkrecht komt daar nog de bijbelse notie bij dat ook bekeerde mensen zondaar blijven. De Bijbel is vol van zulke mensen en de kerk van vandaag ook. Luther heeft dat zo onder woorden gebracht toen hij zei dat de gelovige ‘simul iustus et peccator’ is. De bekeerde mens is een rechtvaardige maar blijft tegelijk een zondaar en met dat laatste moet het kerkrecht rekening houden.
Negatief gezegd rust een kerkorde op de zonde. Zorgvuldige bepalingen voor wie wel en niet mag preken hebben alles te maken met onze neiging ons eigen woord in plaats van Gods Woord te brengen. Regels voor tucht over gemeenteleden en ambtsdragers hebben alles te maken met het feit dat ook gelovigen verkeerde dingen kunnen gaan doen of zeggen. Afspraken over wie er gedoopt mag worden zijn er om te voorkomen dat dit sacrament niet serieus worden genomen en om de neiging tegen te gaan kinderen van ouders ‘die mij niet zo liggen’ af te houden van de doop. Wat er rondom het avondmaal bij gelovige mensen allemaal mis kan gaan, wordt ons uit Paulus’ brieven aan Korinthe al wel duidelijk. De realiteit van de zonde spreekt ook uit wat bijvoorbeeld de Nederlandse Geloofsbelijdenis in verschillende artikelen over orde in de kerk zegt. Zo spreekt artikel 30 uit dat het erom gaat dat de ware godsdienst onderhouden en de ware leer bevorderd wordt. Artikel 32 voegt daaraan toe het bewaren van de onderlinge eendracht en eenheid, terwijl artikel 28 spreekt over de opbouw van de gemeente. De ware godsdienst wordt dus niet vanzelf onderhouden en dat eendracht en eenheid bewaard moeten worden, geeft al aan dat beide voortdurend bedreigd worden.
Wie kerkelijke regels overbodig acht, onderschat de realiteit van de zonde en miskent de bijbelse noties hierover. Wie kerkelijke regels overbodig acht, heeft trouwens ook weinig zelfkennis en is daarmee zelf ook een bedreiging van de kerk. Veelzeggend is hoe de Heidelbergse Catechismus in Zondag 21 de apostolische belijdenis over het punt van de gemeenschap der heiligen uitlegt. Als eerste wordt daar genoemd dat de gelovigen allen samen en ieder persoonlijk een band aan Christus hebben. Daaruit vloeit dan het tweede voort, namelijk dat zij verplicht zijn hun gaven tot nut van de ander te gebruiken. Het spreken over verplichting wijst er al op dat gelovigen dat niet uit zichzelf doen, maar belangrijker is dat de omgang met elkaar voorafgegaan wordt door de omgang met Christus. De gelovige kiest niet zelf de mensen uit met wie hij of zij verbonden wil zijn, maar de band aan Christus verbindt het gemeentelid ook met mensen die hij zelf niet uitgekozen zou hebben. Datzelfde geldt voor een kerkverband dat je niet vormt met gemeenten die vinden wat jij vindt en doen wat jij doet, maar met gemeenten die met jou Christus willen belijden en net als jij gemeente naar Zijn wil willen zijn
Bezinning
En vanuit die catechismuszondag naar de NGK. En ik neem ook maar even de CGK, mee, en de PKN, en de HHK en wat er verder vanuit de Reformatie kerk wil zijn.
Bezinning op hoe de kerk georganiseerd moet worden is noodzakelijk en is gereformeerd. Die bezinning is er vanzelfsprekend bij fusies van kerkverbanden met verschillende kerkordes en verschillende geschiedenis. Die bezinning is er vanzelfsprekend ook als je niet met een fusie meegaat. Gereformeerd is het ook om na te denken hoe we wat de Schrift over de kerk zegt het beste vorm geven als de tijden veranderen. PKN en GKv hebben daar vorm aan gegeven en getoond oog te hebben voor de snel gewijzigde positie van de kerk in de wereld en van de impact die de veranderende wereld op de kerk heeft. Het feit dat men in die kerken ging nadenken over een andere organisatie van het kerkverband is op zich voluit gereformeerd.
Gereformeerd is het ook om na te denken hoe we vanuit de Schrift de tijdgeest weerstaan die onder het mom van de vrijheid van een christenmens zondig individualisme ruimte wil bieden. Dat zondig individualisme roept ‘Christus is Heer’ maar wel zelf de dienst uitmaken zie ik zich als een virus verbreiden in kerken die zich van een kerkverband wat aantrekken voor zover het hen past, maar ook bij hen die willen dat het bij anderen net zo gaat als bij hen. Meer nog zie ik het in gemeenteleden die – vaak door gebrek aan kennis vanwege gebrek aan catechese en catechismusprediking – van alles roepen en van alles doen en vooral ook niet doen maar niet leven bij ‘alzo spreekt de Heer’. Meer nog zie ik het trouwens bij mijzelf die wel zegt te willen leven bij het Woord en dat ook echt probeert, maar toch zo vaak vindt dat anderen moeten vinden wat ik vind.
Als kerken fuseren moeten zij nadenken over kerkrecht en kerkorde. Als er in kerken onrust is over kerkelijke besluiten moeten zij nadenken over kerkrecht en kerkorde. Daarbij zijn vanuit de Schrift en in lijn met de gereformeerde traditie verschillende modellen mogelijk, maar elk model waarbij de gereformeerde belijdenis ook maar iets in gevaar komt, leidt tot een kerkverband dat een gevaar wordt voor zichzelf. En voor het eeuwig wel en wee van mensen. Tegelijk geldt dat wie zich onverkort en onbekommerd aan die belijdenis bindt, ook moet beseffen dat het binnen die gereformeerde kaders ook anders kan dan we gewend waren. Het kan en het moet soms anders. De tijden veranderen en dat hoeft niet altijd verkeerd te zijn, maar dan moet wel gesproken worden vanuit het fundament en op basis van het fundament en dat is in een gereformeerd kerkverband – hoe dat er ook uit ziet – toch de Schrift en de belijdenis.
Nu gaat het onder ons teveel over thema’s en te weinig over de zaak. Dat hoor ik ook van hen die het niet zo op hebben met kerkorde, kerkrecht en kerkelijke vergaderingen. De leus is dan: ‘Het gaat niet om regels maar om Christus.’ Juist het gaat om Christus en daarom om regels. Regels zoals Hij ze zelf geeft. Maar ook regels om Hem en niet mensen centraal te stellen. Regels om Zijn Evangelie en niet de gedachten van voorgangers te laten preken. Regels om de kerk te bewaren bij wat de Schrift over Christus leert. Regels om te zorgen dat de jeugd van de kerk goed onderwijs over Christus ontvangt. Kerkorde en kerkrecht gaan over de kerk van Christus zoals de naam kerk al zegt. Misschien moeten we daar wel beginnen, namelijk bij het besef dat de kerk niet van mij maar van Hem is. Als ik dat besef, is er wellicht meer mogelijk dan ik denk, is er wellicht minder mogelijk dan ik wil, maar is het zeker dat ik dienstbaar kan zijn aan Hem en aan allen die van Hem zijn.
Ik zou nog veel meer kunnen noemen maar ik denk dat voor een goed gesprek nu voldoende gezegd is.